De stroomversnelling waar de corpora ties als opdrachtgever in de bouw in te recht komen, maakt hen louter instru- ment van de overheid. Door de betrek kelijk zwakke bestuursstructuur begin nen de corporaties steeds sterker aan te leunen tegen de gemeentelijke overhe den. De gemeente bepaalt wat, waar en voor wie gebouwd wordt. In de vijftiger j jaren bouwen de corporaties al 40 van de huurwoningen, dit percentage stijgt snel en komt in 1972 al op bijna 65 Door de ontwikkelingen na de Tweede Wereldoorlog is de corporatie echter voor een belangrijk deel haar identiteit kwijt geraakt. Als louter overheidsinstru- ment, bouwend in de sociale sector, ver liest zij het contact met haar huurders. Actiegroepen en 'huurdersverenigingen maken het de druk bezette corporatie bestuurders die dit werk ongehonoreerd doen, steeds moeilijker. Reeds in de vijftiger jaren wordt gespro ken van een crisis in het corporatiewe zen. Een van de eersten die deze crisis signaleert, prof. A. Klein, schrijft in I954 dat deze crisis bepaald minder ernstig zou zijn geweest indien de corporaties een meer gecentraliseerde organisatie hadden gehad. Hij wijst hierbij op de coöperatieve branches op landbouwge bied, die onderaan werkelijke gemeen schappen van leden hebben weten te behouden, maar van boven, soms met een aantal trappen, in machtige centrale organisaties uitmonden. 'En zo ont- breekt', aldus de schrijver, 'ook een cen trale besturende en controlerende in vloed in de eigen kring als bijvoorbeeld uitgaat van de Centrale Raiffeisenbank'. Veel commissies, werkgroepen en con gressen hebben zich over deze proble matiek gebogen. Een commissie die in deze vermelding verdient, is de commis sie onder voorzitterschap van de ook in bankkringen bekende prof. dr. F. de Roos, die in 1963 rapporteerde en met name aanbevelingen deed om de corpo raties een grotere financiële zelfstandig heid te geven. Deze aanbevelingen zijn door de toenmalige wetgever overgeno men, zij het dat het effect van deze aan bevelingen eerst in 1977 kan worden verwacht. Taak en functie van de corporatie De corporatie vindt haar juridische basis in de Woningwet van 1962, de opvolger van de Woningwet 1901waar in artikel 59 te lezen is dat 'verenigingen, niet zijnde coöperatieve verenigingen, en stichtingen, die zich ten doel stellen uit sluitend op het gebied van de volkshuis vesting werkzaam te zijn en niet beogen uitkeringen te doen anders dan in het belang van de volkshuisvesting, door Ons kunnen worden toegelaten als in- In zo'n huis kregen de bejaarden zo'n keukentje complex 6 gebouwd in 1930 door de Algemene Woningbouwvereni ging Arnhem). stellingen, uitsluitend in het belang van de volkshuisvesting werkzaam'. De 'toe gelaten instellingen' kunnen met over heidsgeld woningen bouwen en exploi teren. De meeste corporaties hebben de juridische structuur van een vereniging of een stichting. Er zijn nog enkele naamloze vennootschappen en enkele, vooral uit de beginperiode stammende coöperatieve verenigingen. Deze zullen in de loop van de komende jaren hun ju ridische structuur moeten wijzigen. Nieuw opgerichte corporaties dienen in beginsel de verenigingsstructuur te heb ben. De corporaties werken op non-profit ba sis met een bestuur dat niet gehono reerd is. Het werken op non-profit basis betekent natuurlijk niet dat er geen winst gemaakt mag worden. Eventuele 'winsten' mogen echter niet worden uit gekeerd doch dienen opnieuw aan de volkshuisvesting dienstbaar te worden gemaakt. In de beginperiode deden bestuursleden het werk, later werden profesionele krachten aangetrokken en nog weer la ter bleek het uit efficiency-overwegin- gen vaak beter het eigenlijke werk van de corporaties over te hevelen naar be- heerstichtingen, waabij echter de be stuursleden het beleid bleven uitstippe-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 29