is, wekt zij tegenover derden, die met dit
doelomschrijving toch extern werkt. Een
op dit punt een andere regeling wordt
maakt, dat de vereniging niet aan haar
verbintenis zal voldoen. Wanneer niet
geheel duidelijk is of er een informele
vereniging danwel een ander gezelschap
is, valt het de bank aan te bevelen, dat
zij met het gezelschap in overleg treedt
teneinde te vernemen of de tot het ge
zelschap behorende personen al dan
niet een informele vereniging willen zijn.
De beslissing over de tenaamstelling
dient dan ook door de cliënt te worden
genomen.
Indien de bank een rekening zou openen
ten name van een bepaald gezelschap,
zonder dat er een informele vereniging
gezelschap via de bank financiële trans
acties kunnen verrichten, de schijn, dat
het gezelschap wel rechtspersoonlijk
heid bezit.
Hierdoor zou voor derden schade kun
nen ontstaan, waarvoor zij de bank aan
sprakelijk zouden kunnen stellen. Ten
einde moeilijkheden bij beslag en com
pensatie te voorkomen heeft de bank er
voorts belang bij, dat uit de tenaamstel
ling ondubbelzinnig blijkt door wie aan
de bank gelden zijn toevertrouwd.
Tenaamstelling
Als er een informele vereniging bestaat
en als tenaamstelling ook de naam van
deze informele vereniging wordt gebe
zigd, is in ieder geval duidelijk zichtbaar,
dat het daarbij gaat om een afgeschei
den vermogen, dat aan die vereniging
toebehoort.
Indien echter geen duidelijkheid bestaat
omtrent het antwoord op de vraag of er
een informele vereniging is evenals bij
een gezelschap dat geen informele ver
eniging is, doet men er goed aan als te
naamstelling slechts de naam van dege
ne die de rekening wil openen te gebrui
ken. Dan staat ingeval van compensatie
en beslag in ieder geval vast, dat het op
deze rekening staande tegoed tot het
vermogen van deze persoon behoort.
Daar bij een tenaamstelling die bijvoor
beeld luidt: mevrouw Jansen, voorzitster
boetseerclub, twijfels kunnen rijzen over
de vraag of de groep een informele ver
eniging is en tevens moeilijkheden kun
nen ontstaan bij wanprestatie en beslag,
is het gewenst, dat deze tenaamstelling
niet wordt gebruikt.
Een lastige complicatie, welke aan de in
formele vereniging is verbonden, is het
feit, dat moeilijk valt na te gaan wie be
voegd is deze vereniging te vertegen
woordigen, aangezien notarieel vastge
legde statuten ontbreken.
Zowel de bank als de vereniging hebben
er belang bij dat de regels omtrent de
vertegenwoordigingsbevoegdheid in het
verenigingenregister worden ingeschre
ven. Dan kan de bank zich tenminste op
hetgeen uit dit register valt af te leiden
beroepen.
Bestuursbevoegdheid
Aandacht verdienen voorts de voor ver
enigingen en coöperatieve verenigingen
geldende regels ten aanzien van de
bestuurs- en vertegenwoordigingsbe
voegdheid. In principe kan gesteld wor
den, dat aan het bestuur van een rechts
persoon ten aanzien van beschikken en
beheren alle bevoegdheden toekomen,
tenzij uit de wet zelf het tegendeel blijkt.
In de statuten kunnen geen verdergaan
de extern werkende beperkingen van de
bestuursbevoegdheid zijn opgenomen.
Uit de wet blijkt wel, dat de statutaire
overschrijding van deze statutaire doel
omschrijving kan echter slechts worden
ingeroepen als degene, met wie wordt
gehandeld, wist of kon weten, dat die
handeling buiten het statutaire doel kon
vallen. Aangezien publikatie van de sta
tuten nog niet voldoende is om aan te
nemen, dat de derde met de overschrij
ding van de statutaire doelomschrijving
bekend was of kon zijn, zal het inroepen
van de nietigheid in verband met de
doeloverschrijding vrijwel niet voorko
men.
Ten aanzien van 'verenigingen' (dus ook
een coöperatieve, maar niet een stich
ting, een nv of een bv) is voorts van be
lang de extern werkende wettelijke be
paling, dat het bestuur niet bevoegd is
tot het kopen, vervreemden of bezwaren
van registergoederen, noch tot het slui
ten van overeenkomsten, waarbij de
vereniging zich als borg of hoofdelijk
medeschuldenaar verbindt, zich voor
een derde sterk maakt of zich tot zeker
heidsstelling voor de schuld van een
derde verbindt, tenzij de statuten anders
bepalen of dit geschiedt met inachtne
ming van de daartoe in de statuten ge
stelde vereisten.
Hieruit blijkt wel, dat het nodig is, dat
banken, die overwegen met verenigin
gen dergelijke overeenkomsten te slui
ten, de statuten op dit punt goed moe
ten controleren. Indien er geen statuten
zijn of als in de statuten daartoe geen
bepaling is opgenomen, kan alleen de
algemene vergadering bevoegd geacht
worden een dergelijk besluit te nemen.
Hierbij dient evenwel niet uit het oog te
worden verloren, dat informele vereni
gingen per definitie geen registergoede
ren kunnen verkrijgen. Bevatten de sta
tuten op dit punt wel enige bepaling dan
heeft deze bepaling externe werking.
Een dergelijke statutaire bepaling kan
bijvoorbeeld zijn, dat het bestuur voor
het verlenen van borgtocht door de ver
eniging de goedkeuring behoeft van de
raad van toezicht. Indien door het be
stuur, zonder goedkeuring van de raad
van toezicht, namens de vereniging met
de bank is overeengekomen, dat de ver
eniging borg staat, kan dezelfde vereni
ging zich op de ongeldigheid van die
borgtocht beroepen tegenover de bank.
Vertegenwoordigingsbevoegdheid
Met het vorenstaande hangt ook de ver
tegenwoordigingsbevoegdheid samen,
waaronder wordt verstaan de bevoegd
heid om de rechtspersoon ten opzichte
van derden te verbinden.
Ten aanzien van verenigingen en coöpe
ratieve verenigingen geldt als hoofdre
gel, dat alleen het bestuur als collectivi
teit bevoegd is de rechtspersoon te ver
binden.
Toch laat de wet toe, dat in de statuten
getroffen. Statutair kan dan ook aan een
bepaalde bestuurder of aan twee of
meer bestuurders gezamenlijk vertegen
woordigingsbevoegdheid worden gege
ven.
Daarbij dient evenwel steeds bedacht te
worden, dat beperkingen in de vertegen
woordigingsbevoegdheid, die niet be
rusten op de uit de wet voortspruitende
beperking van de bestuursbevoegdheid
niet aan derden kunnen worden tegen
geworpen. Een voorbeeld kan dit laatste
wellicht verduidelijken. Als in de statu
ten de bepaling staat opgenomen, dat
het bestuur voor het verbinden van de
vereniging als hoofdelijk medeschulde
naar de goedkeuring behoeft van de
raad van toezicht kan de vereniging zich
op het ontbreken van deze goedkeuring
tegenover derden beroepen, omdat deze
statutaire beperking indirect uit de wet
voortvloeit.
Indien statutair is bepaald, dat het be
stuur de goedkeuring behoeft van de
raad van toezicht voor de verhuur van
onroerend goed kan de vereniging zich
tegenover een derde niet op het ontbre
ken van die goedkeuring beroepen, om
dat deze statutaire beperking noch di
rect, noch indirect uit de wet voortvloeit.
Vermelding verdient voorts dat afwijkin
gen van de hoofdregel, het bestuur is
als collectiviteit vertegenwoordigingsbe
voegd, pas werking tegenover derden
hebben als ze in de daartoe bestemde
registers zijn ingeschreven.
Resumerend kan gesteld worden, dat
het ook na invoering van Boek 2 ten
zeerste aanbeveling verdient steeds de
statuten en de registers nauwkeurig te
raadplegen.