belangstelling voor deze discussie opbrengen. Het ging hierbij vooral om de veehouders in de droge zandgebie den en op de Waddeneilanden welke immers rondom in het zoute water zitten terwijl daar zo mogelijk nog minder regen viel dan in de rest van het land. Wat kon er voor deze veehouders worden gedaan om hun moei lijke positie wat te verlichten? In eerste instantie werd getracht om de produktie van ruwvoeder in ons land te vergroten. Het bedrijfsleven nam daartoe zelf het initiatief door namelijk in Gelder land een overeenkomst af te sluiten met de dienst voor de IJsselmeerpolders, waardoor in de polders een extra inzaai van snelgroeiende grassoorten zou plaatsvinden ten behoeve van veehouders in het noordelijk deel van de Veluwe. Op deze wijze zouden in meerdere mate dan normaal het geval is veehouders gebruik kunnen maken van de mogelijkheid om van land waarop gra nen en koolzaad zijn geoogst de zg. raaigrassen voor veevoerdoeleinden te telen. In zuidelijke provincies werd gewerkt aan een overeenkomstige samenwer kingsvorm tusser de akkerbouwbedrijven in het wes ten en de veehouderijbedrijven in het oosten. De land bouworganisaties en het Landbouwschap dienden als een soort makelaars welke vraag en aanbod bij elkan der brachten. Minister Van der Stee besloot om deze vorm van parti culier initiatief te steunen. Hij kondigde een regeling af volgens welke de akkerbouwer die raaigras wilde in zaaien een zekere dekking kreeg van het risico dat het zaad niet opkomt. Deze risico-dekking bedraagt 300 gulden per ha en het bleek al spoedig dat het hier niet om een leeg gebaar ging: de droogte had ten gevolge dat veel zaad verloren ging. De bedoeling van de garan tieregeling werd echter bereikt omdat de akkerbouwers over een drempel werden geholpen welke hen van het inzaaien van het voor de veehouders zo kostbare raai gras afhield. Een andere drempel werd gevormd door de grote af stand tussen de produktiegebieden van de raaigrassen en de gebieden met veehouders. Om tegemoet te ko men in de transportkosten, kondigde de minister een subsidie op transport aan. Veevoerprijzen Deze maatregelen zouden uiteraard geen doel treffen wanneer de prijs van het aangeboden ruwvoer sterk zou oplopen. De prijzen van hooi en stro waren hoog en de vrees voor een tekort in de winter was bij sommige veehouders zo groot dat zij voor nog in te zaaien en te oogsten percelen raaigras zulke hoge prijzen betaalden dat zij nog boven deze reeds hoge hooi- en stroprijzen uitkwamen. Een transportsubsidie zou dit prijsniveau moeten drukken, maar er bestond geen enkele zeker heid dat deze subsidie niet in feite naar de akkerbouwer of naar de vervoerder zou gaan. Het meest radicale middel nl. een prijsvaststelling van raaigras, kon niet worden gehanteerd. De EG- regelingen verbiedt een dergelijke prijsvaststelling, ter wijl bovendien het effect van zo'n maatregel kan wor den betwijfeld. Om echter zoveel mogelijk te doen aan het tot stand komen van een redelijke prijs, besloot de minister de registratie van vraag en aanbod als voor waarde te stellen voor het vallen onder de garantie en verkrijgen van een transportsubsidie. De registratie welke moest geschieden bij de Gewestelijke Raden van het Landbouwschap, zou het mogelijk maken vraag en aanbod bij elkaar te brengen en zo een zo open moge lijke marktsituatie te scheppen. In de maand augustus - de droogte duurde voort - werd tussen de minister en het Landbouwschap inten sief gesproken over een uitbreiding van de regeling voor raaigras. Hierbij ging het allereerst over de vraag of er alleen een garantieregeling voor het niet opkomen van zaad voor de akkerbouwer zou moeten gelden of dat ook de veehouder welke voor eigen verbruik inzaai de, daarvoor in aanmerking zou komen. Voor dit laatste voelde minister Van der Stee niets. In de EG-Raad was overeengekomen dat nationaal maatregelen getroffen mochten worden ter stimulering van de produktie van ruwvoer en voor vergemakkelijking van het transport, maar er zou geen steun gegeven mogen worden aan producenten welke reeds ruwvoer verbouwen. In het geval van produktie voor eigen verbruik, ging de minis ter ervan uit dat deze ook zonder een borgstelling tot stand zou komen. Verdere uitbreiding Verder werd door het Landbouwschap gepleit voor het uitbreiden van het aantal produkten dat onder de rege ling valt tot stoppelknollen, bladkool en voederwikken. Deze vraag om uitbreiding had eenzelfde achtergrond als de uitbreiding tot het eigen verbruik: deze groen- voedergewassen worden nl. in hoofdzaak geteeld in veehouderijgebieden, zowel op specifieke akkerbouw bedrijven als op gemengde bedrijven. Het bezwaar van de minister was dan ook hetzelfde als tegen uitbreiding tot eigen verbruik. Wel was hij bereid om een ander ak kerbouwgewas, nl. de snijrogge en snijhaver, onder een regeling gelijk aan raaigras te brengen en ook voeder- wikken werden daarbij begrepen omdat ook deze in be ginsel tot de akkerbouwgewassen moet worden gere kend, hoewel de praktische betekenis ervan veel gerin ger is. Inmiddels schreed de tijd voort en het bleef droog. Het gevolg was dat er steeds meer twijfel ontstond over het effect van de genomen maatregelen ter bevordering van de produktie van ruwvoer. Er zou wat anders moe ten gebeuren. Inmiddels werd wel een ander probleem aangepakt, nl. de bijzondere positie van de Waddenei landen. Begin augustus bracht minister Van der Stee een be zoek aan Ameland en zegde daar toe dat de kosten van het transport over zee voor het extra aangekocht voer door de overheid zouden worden vergoed. Op deze wij ze probeerde hij recht te doen aan de bijzondere positie van de Waddeneilanden zonder dat andere door droog te getroffen gebieden zich achtergesteld behoefden te voelen. Een week later was de regeling voor alle Wad deneilanden een feit en was een transportsubsidie vastgesteld welke varieert naarmate de eilanden van het vasteland gescheiden zijn. Een mogelijkheid om meer voeder naar de veehouderij te brengen was nog het gebruikmaken van het suiker bietenblad dat de afgelopen jaren op de akkerbouwbe drijven met moderne machines van de suikerbiet ge scheiden wordt en wordt ondergeploegd. De minister besloot om van dit potentieel gebruik te maken door het geven van subsidie op ombouw van de oogstma- chines en het geven van een subsidie op het vervoer van het blad naar de veehouderijgebieden. Financieel knelpunt Het werd in toenemende mate duidelijk, dat de financi eel zwakkere relatief de grootste klappen zouden krij gen door de droogte. De aankoop van ruwvoer waartoe de veehouderijbedrijven gedwongen werden, was voor vervolg op pagina 22

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 21