beperking van vrijheid. Toch ligt zeer personeelbeleid, dat mens en arbeid tracht aan te passen aan de wisselende eisen van techniek en economie. Het uitgangspunt ligt dus in economische ei sen en doelstellingen of in technische ontwikkelingen. Uitbreidingen vragen om meer of andere mensen. Nieuwe machines vragen om bijscholing. Slech te resultaten maken het noodzakelijk de werknemers te stimulieren tot betere prestaties. Dit alles vraagt om aanpas sing van de mens. Ik ben van mening, dat dit type perso neelbeleid het meest gangbaar is in ons land en in de meeste westerse landen (over het personeelbeleid in de overige landen spreek ik hier geen oordeel uit). Een studiereis in de Verenigde Staten vorig jaar, heeft mij er weer bij bepaald, hoezeer het aanpassingsbeleid ook gang baar is in dit land. Nu zou het onjuist zijn te denken, dat een aanpassings beleid per definitie inhumaan is, In ons land is dat stellig niet het geval, uit zonderingen daargelaten. Het proces van aanpassing kan zeker humaan verlo pen en rekening houden met eisen en belangen van de werknemers. Boven dien is het zo, dat wij in ons land een stelsel van sociale wetgeving hebben waarin de bedrijven nauwkeurig zijn ge bonden aan de meest uiteenlopende voorschriften die de humaniteit van de arbeid en de arbeidsomstandigheden willen bevorderen. Zonder volledig te willen zijn, wil ik ook nog wijzen op al lerlei bepalingen in de CAO die even- eens het personeelbeleid een menselijk gezicht geven. Maar toch, wil men de zaak scherp zien, dan zal men moeten vaststellen dat het aanpassingsbeleid geen eigen, oor spronkelijke sociale doelstellingen kent, die een waarde in zichzelf hebben en als zodanig worden nagestreefd. Er is geen sprake van sociale doelstellingen, die gelijkwaardig zijn aan de economische. Als er sociale doelstellingen zijn, dan zijn die uiteindelijk ondergeschikt aan en af geleid van de economische en techni sche doelstellingen. Uit jarenlange ervaring weet ik, dat vooral managers nogal eens kribbig op deze beschouwing over het aanpas singsbeleid reageren. Men ziet er vaak een aanval in op hun persoonlijk beleid, soms zelfs op hun integriteit. Dit is ech ter niet de bedoeling, al zou er best iets te zeggen zijn over de aandacht die sommige managers aan het personeel beleid geven. De bedoeling is duidelijk te maken in welke positie het personeel beleid verkeert als gevolg van de doel stellingen van het bedrijf. Wanneer er mensen zijn, die van me ning zijn dat hun personeelbeleid gelijk waardige sociale doelstellingen kent, dan is mijn reactie hierop dat hun bedrijf dan in feite naast economische en tech nische gelijkwaardige sociale doelstel lingen kent. Dan gaat het er niet alleen om mensen en hun arbeid aan te pas sen, maar dan hebben sociale activitei ten een waarde in zichzelf. Mensen zijn dan niet alleen middel, maar een doel in zichzelf. We komen dan terecht bij een type per soneelbeleid, dat ik emancipatiebeleid zou willen noemen. Emancipatie bete kent bevrijding (met name bevrijding van overheersing). In de bedrijven zijn mensen in vele opzichten niet vrij. Niet vrij om hun eigen werk in te richten, niet vrij om mee te denken en te beslissen over de gang van zaken in hun afdeling, niet vrij om de doelstellingen en de rich ting van het gehele bedrijf mee te bepa len. Natuurlijk kan die vrijheid niet onbe perkt zijn. Samenwerking betekent altijd dringend de vraag op tafel, of we genoe gen moeten nemen met de huidige situ atie van vele onvrijheden. Hebben we de weg naar een grotere emancipatie van de werknemers al tot het eind van de mogelijkheden gelopen? Ik meen van niet. Er zijn nog onbenutte mogelijkheden om arbeid voor mensen tot een meer zinvolle en verantwoorde lijke bezigheid te maken. Er zijn nog mo gelijkheden de zeggenschap in het be drijf beter te verdelen, zodat de werkne mers meer invloed krijgen op de gang van zaken. Emancipatie hangt naar mijn mening dan ook sterk samen met zeg genschapsverdeling op alle niveaus in het bedrijf. Het lijkt mij nauwelijks nodig hierbij op te merken, dat ook een emancipatiebe leid zorgvuldig aandacht moet besteden aan de eisen van economie en techniek. Het is immers duidelijk, dat in onze eco nomische orde voorwaarden zijn gesteld aan de continuïteit. Bedrijven moeten rendabel zijn, niet in de laatste plaats ook ten behoeve van allerlei sociale belangen. Ook een type personeelbeleid, dat zijn uiteindelijke doel zoekt in de emancipatie van men sen, dient daarnaast zijn bijdrage te le veren aan zakelijke en efficiënte werk verhoudingen, waarin ijver en doelma tigheid als deugden worden beleefd. Een gewenste ontwikkeling Ik wil ter afronding van mijn beschou wing over personeelbeleid niet nalaten een pleidooi te voeren voor het emanci patiebeleid. Ik ben van mening, dat een dergelijk pleidooi realistisch en wense lijk is. Realistisch, omdat het naar mijn stellige overtuiging in geen enkel op zicht bedreigend is voor de continuïteit van het bedrijf wanneer het personeel beleid als eigenlijk doel heeft de eman cipatie van mensen. Uiteraard zal een dergelijk beleid zich bewust moeten zijn van de beperkingen, die onze economi sche orde kenmerkt. Onze economische orde wordt echter geen enkel geweld aangedaan, wanneer bedrijven nadruk kelijk ook sociale doelen nastreven. Mijn pleidooi is ook wenselijk omdat het niet alleen de humaniteit bevordert maar ook kan bijdragen tot de oplossing van allerlei sociale problemen. Hoe kan een ontwikkeling in de richting van het emancipatiebeleid worden bevorderd? In de eerste plaats zal een nog grotere aandacht moeten worden besteed aan de opleiding van personeelsfunctionaris sen. Personeelswerk dient een echt be roep te worden, gebaseerd op een deug delijke opleiding. In de tweede plaats zal er binnen de be drijven meer gediscussieerd moeten worden over de doelstellingen. Een tijd rovende en moeizame zaak, maar drin gend gewenst om klaarheid te krijgen in wat mensen en groepen beweegt. In de derde plaats zal men moeten ko men tot een vastlegging van de uit gangspunten en doelstellingen van het personeelbeleid, liefst in de vorm van een sociaal statuut. Men heeft dan de mogelijkheid (bijvoorbeeld in vergade ringen van de ondernemingsraad) om het gevoerde beleid telkens aan de uit gangspunten te toetsen. In de vierde plaats is het gewenst, dat in directie en ook in de raad van commis sarissen deskundigen op sociaal terrein zitting hebben en dan uiteraard liefst deskundigen die overtuigd zijn van het grote belang van de emancipatie van werkende mensen. Ten slotte noem ik de zeggenschap over het sociale beleid. Wil de bevordering van de emancipatie geen paternalisti sche aangelegenheid zijn, maar ook be wust door de belanghebbenden zelf worden gedragen, dan zullen zij ook dit beleid mede dienen te bepalen. De ma nier waarop laat ik nu onbesproken (de ondernemingsraad heeft thans al de mogelijkheid invloed uit te oefenen op bepaalde onderdelen van het personeel beleid). Ik wil nog wel opmerken, dat het sociale beleid niet geïsoleerd mag worden van de andere beleidsonderdelen. Daarom zal een medezeggenschap over het soci ale beleid gepaard moeten gaan met een medezeggenschap over alle beleids onderdelen. Zover is het nu nog niet. Het is echter zeer goed mogelijk, dat een doorbraak naar een grotere medezeggenschap van werknemers bij het sociale beleid be gint. Ook dit is een reden de ontwikke ling van het personeelbeleid goed in het oog te houden.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 19