wob
de liquiditeitscreatie ten behoeve van
deze twee sectoren slechts fractioneel is
toegenomen. Veel groter zijn de veran
deringen bij de twee andere sectoren.
De liquiditeitsvernietiging door middel
van het lange bedrijf van de geldschep-
pende instellingen was begin 1975 drie
maal zo groot als in het eerste kwartaal
van dit jaar. Ook de overheid droeg in
laatste periode voor een aanzienlijk gro
ter bedrag bij aan de groei van de liqui
diteitenmassa. Een negatieve invloed
van f 0,2 miljard in 1975 sloeg in de eer
ste drie maanden van 1976 om in een li
quiditeitscreatie van f 0,5 miljard.
Door het kiezen van een verschillende
uitgangsperiode komt men dus blijkbaar
tot verschillende resultaten. Als de keu
ze op de eerste benaderingswijze valt,
moet de overheid geprezen worden om
dat ze er geen verdergaande liquiditeits
creatie tot stand heeft gebracht. Als de
tweede weg bewandeld wordt, kan de
overheid bekritiseerd worden omdat
haar liquiditeitscreatie vergeleken met
1975 sterk is toegenomen.
Welke methode men ook kiest, één ding
is zeker. En dat is het feit dat de liquidi
teitscreatie ten behoeve van de overheid
in 1976 een aanzienlijke omvang zal
aannemen. Het grote financieringstekort
zal gedeeltelijk met monetaire middelen
gefinancierd dienen te worden. Een ver
deling van de liquiditeitscreatie over de
sectoren overheid, buitenland en bank
wezen in de verhouding 0:1 2, welke
wel als norm gesteld wordt, zal voor het
komende jaar niet te verwezenlijken zijn.
DE SLAG OM DE POSTBANK
Onder deze titel is in 'De Vakbeweging'
van 17 juni een artikel verschenen over
de reacties van het bankwezen op het
voornemen om de Rijkspostspaarbank
en de Postcheque- en Girodienst samen
te smelten tot wat in het spraakgebruik
de Postbank wordt genoemd.
Als wij op dit artikel reageren doen wij
dit niet om de oorlogszuchtige aanpak
daarvan te versterken. Integendeel. De
verhouding tussen minister Duisenberg
en de banken is helemaal niet zo slecht
als het artikel suggereert. Het idee dat
de minister in de ogen van de bankwe
reld een op macht beluste man is laten
wij graag voor rekening van de auteur
van het artikel. Ook de wat middel
eeuws aandoende voorstelling van de
wijze waarop de banken op het voorne
men tot het instellen van de Postbank
hebben gereageerd.
Zeker, de banken hebben gereageerd.
Een dergelijke ingrijpende maatregel
raakt hen rechtstreeks en bijzonder als
zij af (mogen) gaan op de motieven, die
voor instelling van de Postbank zijn aan-
De zomer van 1976 zal nog wel enige ja
ren onderwerp van gesprek blijven uit
maken. In een periode dat een groot
deel van de Europese bevolking met
vakantie ging en de nationaliteiten in
Europa nogal door elkaar gegooid wer
den klaagden at die vakantiegangers
over de hitte. Zij die voor onze voeding
moeten zorgen, boeren en tuinders, had
den veel meer te lijden van de droogte.
De schade voor land- en tuinbouw is,
hoewel per land en per landsdeel ver
schillend, zeer groot. Daartegenover
staan in onze volkshuishouding bedrijfs
takken die van de abnormale weersom
standigheden geprofiteerd hebben.
In zo'n tijd van drukkende hitte waarin
velen niet werken, kom je vanzelf tot
overpeinzingen. Die werden dit keer wel
erg gericht op de toenemende terreur en
misdaad die er in diezelfde periode te
beleven waren. Het waren niet alleen
opzienbarende vliegtuigkapingen die
daartoe leidden. Het waren ook trein-
overvallen en onbegrijpelijke misdaden;
maar het was ook de steeds toenemen
de terreur die het individu bevreesd
maakt en in diezelfde periode duidelijker
dan ooit merkbaar was. En als ik dan ga
vergelijken met toestanden van enkele
tientallen jaren terug dan vraag je je af
welke de redenen van een dergelijke
ontwikkeling in de maatschappij zijn en
hoe dat verder zal gaan.
Over de oorzaken zijn verschillende the
orieën en het is zeker hier niet de plaats
om daarop in te gaan. Wel zie ik zeif ais
één van de oorzaken dat het leven een
steeds onpersoonlijker karakter krijgt en
dat in de samenleving - en ook in het
samenwerken - het menselijke element
steeds meer gaat ontbreken. Dat be
dacht ik, vooral omdat op een gegeven
moment weer eens sterk doordringt in
wat voor grote organisatie wij werken.
Juist de grootte van die organisatie
brengt het gevaar dat ook bij ons de
menselijke betrekkingen veranderen en
steeds onpersoonlijker worden. Wij
moeten samen proberen de nadelen van
dat onpersoonlijker worden te vermij
den, ook al om daardoor de voordelen
van de groei groter te doen zijn.
Ik geloof dat dat alleen kan als wij alle
maal, op welk niveau wij ook werken, in
de omgang met allen die wij in dat werk
ontmoeten menselijk blijven. Grote or
ganisaties vragen veel. Het blijkt hieruit
dat wij nu weer werken aan een struc
tuurrapport en een beleidsplanning om
onze toekomst zekerder te maken. Dit is
eenvoudig een noodzakelijkheid die niet
te vermijden is. Maar die noodzakelijk
heid geeft toch het toenemende gevaar
dat wij in ons werk onpersoonlijker wor
den en elkaar in de beste bedoelingen
niet meer begrijpen. Dit gevaar is alleen
te vermijden wanneer wij bedenken dat
onze omgang met allen die wij in en bui
ten ons werk tegenkomen een andere
moet zijn dan onze relatie tot een com
puter. leder van ons heeft een dienende
functie. Die dienende functie betekent
ook dat wij die tegenover elkaar hebben.
Dit mogen wij nooit vergeten en wij
moeten er allen naar streven om de be
trekkingen tot diegenen die met ons
werken niet alleen zuiver, maar ook
menselijk en persoonlijk te houden. Dat
mag niet betekenen dat wij onze per
soonlijkheid opofferen maar wei dat wij
begrip voor anderen in onze werkge
meenschap opbrengen en daarnaar han
delen.
Ik kom dan nog even terug op dat struc
tuurplan en op het proberen de plannen
voor de toekomst nauwkeuriger te om
schrijven en daarmee tot werkelijkheid
te maken. In onze organisatie zijn de
plaatselijke banken altijd de grondslag
van het geheel geweest. Het is één van
onze grote voordelen omdat die plaatse
lijke banken in hun werkgebied gewor
teld zijn. Ik wil daar hier niet nader op in
gaan, maar dit grote voordeel mogen wij
niet prijsgeven. Aan de andere kant die
nen deze zelfstandige plaatselijke ban
ken er zich van bewust te zijn dat zij hun
eigen verantwoordelijkheid alleen op de
beste manier kunnen waarmaken wan
neer zij zich deel van een zeer grote or
ganisatie weten. Dat brengt mee dat
men bereid moet zijn op een redelijke
wijze rekening te houden met de belan
gen van anderen ook van andere ban
ken. Wanneer op grond van wat er nu in
het structuurrapport wordt voorgesteld
straks beleidsplannen moeten worden
ingevuld dan mag men nimmer voorbij
gaan aan de zelfstandigheid van de aan
gesloten banken, elk met een werkge
bied van een eigen karakter. De eigen
taak in het eigen werkgebied moet voor
op blijven staan, ook bij het invullen van
het beleidsplan. Maar men mag dit niet
los van de rest van de organisatie zien.
Men zal moeten bedenken dat die eigen
taak alleen op de beste wijze kan wor
den vervuld wanneer die vervuld wordt
als Hd van een grote organisatie die
sterk is en die sterk moet blijven. Dat
kan alleen - om op mijn uitgangspunt
terug te komen - wanneer men dat be
leidsplan invult met zakelijke gegevens
en met menselijke gevoelens. Wanneer
dat door allen gebeurt dan weten wij dat
wij funeste uitwerkingen in de ontwik
keling van onze huidige maatschappij
verre van onze organisatie zullen hou
den. Daarnaast weten wij dan dat onze
eigen banken in die voor de mensheid zo
moeilijke ontwikkeling hun taak kunnen
vervullen op een wijze die de leden van
onze organisatie dient; want dat is onze
uiteindelijke doelstelling.
A. J. Verhage