wat ons bezighoudt wob TUSSEN DE WAL EN DE ZEE De omslagfoto van deze maand richt de aandacht vanzelf op het klemmende probleem van de sterke achteruitgang van de visstapels, die in de zeevisgebie- den geconstateerd wordt. Biologisch is de oplossing gemakkelijk te geven: min der bevissing. Een remedie, die echter dure en in het menselijke vlak harde ge volgen met zich meebrengt. Het bestaan en de levenswijze van vele vissers en hun gezinnen wordt er rechtstreeks door geraakt. Over deze zeer moeilijke zaken is gerui me tijd intensief beraad gaande geweest tussen de overheid, de vissers en verte genwoordigers van een aantal banken. Over de grote lijnen is men het op de meeste punten eens geworden en na hetgeen de vorige maand officieel be kend werd weten we in welke richting de uitweg uit de impasse gezocht wordt. De vangstbeperking is nu veel stringen ter geregeld dan vorig jaar. Sinds 1 april is voor iedere visser/schip een bepaald quotum vastgesteld, dat hij maximaal aan tong en schol mag vangen. Ver wacht wordt dat de overheid streng aan deze hoeveelheidsbeperkingen de hand zal houden, omdat er anders internatio nale repercussies dreigen, b.v. sluiting van bepaalde visgebieden voor Neder landse vissers. Onder aandrang van de vissersbonden en van de overheid is thans de aandacht vooral gericht op de sanering van de vloot. Men hoopt die vloot sterk in te krimpen - met 60 000 PK, d.w.z. zo'n 100 schepen - opdat de overblijvende vissers ondanks de beperking van de to tale vangst toch een behoorlijke besom ming kunnen maken. Inderdaad, de eni ge oplossing, maar wel een drastische. Alle betrokkenen waren het er dan ook over eens dat het geen harde sanering moest worden, maar dat voor de 'wij kers' een financiële tegemoetkoming op zijn plaats is, indien zij hun schip en het daaraan verbonden quotum aan de zee visserij onttrekken. Dit komt immers ten goede aan de toekomstige bedrijfsuit- komsten van de overblijvende vissers. De wijkende visser zal, zo is de gedach te, als het ware uitgekocht worden. Daartoe krijgt hij een bedrag voor zijn schip, uit te keren door het Ont- wikkelings- en Saneringsfonds voor de Visserij. Daarnaast is het de bedoeling, dat hij een vergoeding ontvangt voor het tong- en scholquotum, dat hij inbrengt. Dit quotum is nl. verbonden aan het schip, dat de wijkende visser aan de zeevisserij onttrekt. De vergoeding voor het quotum komt ten dele eveneens uit het 0- en S-fonds en ten dele uit een door het bestuur van het visserijschap ingesteld apart Tong- en Scholfonds. Door middel van dit apart fonds wordt bereikt, dat de blijvende vissers zelf aan de sanering meebetalen. Na rijp beraad hebben de betrokken banken gemeend geen bijdrage hunnerzijds in het Tong en Scholfonds te moeten storten. De ge dachte daaraan was op zichzelf plausi bel. Door de wijkende vissers ook hun nerzijds tegemoet te komen, hetgeen er toe meewerkt dat de overblijvende be drijfstak weer gezond wordt, zouden ook hun andere financieringen in de zeevis serij veiliger worden. Toch waren er doorslaggevende bezwaren, die met name verband houden met de positie die de bank als hypotheekhouder op het schip heeft. Want wie zal de uitkering ontvangen? Als deze alleen ten goede komt aan andere crediteuren, zal de bank, die een door hypotheek bevoor rechte vordering op het schip heeft, zich terecht achtergesteld voelen. Ook is het redelijk, dat een bijdrage van de banken alleen bestemd wordt voor die vissers, die een financieringsschuld aan de bank hebben, en wel in de mate van het be loop dier schuld. En dan, de sanering im pliceert, dat het schip aan de visserij wordt onttrokken. Dit is in strijd met de hypotheekvoorwaarden en betekent in feite dat het hypotheekrecht wordt uit gehold. Want een visserijschip, dat niet meer mag vissen, zal enorm in waarde dalen. Daarom is het begrijpelijk, dat de banken toen hun bezwaren niet onder vangen bleken te kunnen worden, zich onthouden hebben van deelname aan een algemene regeling via het Tong- en Scholfonds. Wel hebben zij te kennen gegeven in individuele saneringsgeval- len te willen overwegen in hoeverre zij door kwijtschelding van schuld hunner zijds een steentje aan een voor de be trokken visser redelijke regeling kunnen bijdragen. Of de beoogde sanering slaagt, zal de toekomst leren. Het is een zeer com plexe materie, waarbij zich vele vragen voordoen. Ook b.v. de kardinale vraag hoeveel vissers bereid zullen zijn de zee vaarwel te zeggen. Dat is niet alleen een kwestie van geld, maar voor een visser een diep ingrijpende, persoonlijke be slissing. Een beslissing, die helaas ook door strenge controle op de quotum voorschriften beïnvloed zal moeten wor den. De sanering, letterlijk de gezond making van de zeevisserij is er van af hankelijk. Van harte hopen wij, dat dit doel bereikt wordt en dat wijkers en blijvers straks zullen zeggen: ja, dit is toch in de gege ven omstandigheden de enige en de beste weg geweest. LIQUIDITEITEN MASSA IN BEWEGING Uit het kwartaalbericht van De Neder- landsche Bank over het eerste kwartaal van 1976 blijkt, dat de, voor het seizoen gecorrigeerde, liquiditeitsquote weer in opwaartse richting beweegt. Gedurende de eerste drie maanden van 1976 was er een stijging van 0,3 punt te constateren tot 37,9 Dit nadat er in 1975 van een daling sprake geweest was van 39,5 tot 37,6 De Nederlandsche Bank onderscheidt vier oorzaken die een verandering in de liquiditeitenmassa teweeg kunnen bren gen: de overheid, het korte bankkrediet, het netto lange bedrijf der geldschep- pende instellingen (de lange kredietver lening voor zover deze de toevertrouwde lange middelen overtreft) en het natio nale liquiditeitsoverschot (toevoer van liquiditeiten uit het buitenland). De stijging van de liquiditeitenmassa wordt voor het grootste deel toege schreven aan het korte bankkrediet (20% op jaarbasis) en het nationale li quiditeitsoverschot, welke posten verge leken met het laatste kwartaal van 1975 aanzienlijk in belang toenamen. Beide factoren nemen ongeveer de helft van de liquiditeitscreatie van begin 1976 voor hun rekening. Een vergelijking met de cijfers van het eerste kwartaal van 1975 laat zien dat

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 4