Het streven vnn cfe mens deel te nemen in de ive!vaart zonderevencuichtige spreiding Van de 'kneu)-houd -de bakermat van om# we/vanrt- óeePt de econmisbp spanningen op het internadtopale v!ed< alle ruinnte, de recessie getroffen OESO-landen. De totale schuld aan het westen wordt ge schat op 32 miljard, waarvan 15 mil jard is opgenomen op de eurogeld- en kapitaalmarkten. De streefcijfers van de zogeheten vijfjarenplannen noodzaakten de afgelopen jaren tot een gemiddelde stijging van de importen uit het westen van 30 De OPEC-leden zullen voor de rest van het decennium te maken krijgen met verminderde overschotten op hun beta lingsbalansen. Het overschot zal een re gelmatige teruggang te zien geven. Wordt het voor 1976 nog op $30 mil jard geraamd, in 1978 zal het $15 mil- standkoming van een moderne infra structuur en de opbouw van een indus trieel apparaat zorgen ook de komende jaren voor een exportgroei naar de OPEC-leden. Toch neemt de groei af. De absorptiecapaciteit kan slechts geleide lijk worden vergroot, hetgeen in de tweede helft van 1975 tot uiting kwam in een vermindering van het groeiper centage van hun importen. Groeiende tekorten Het aandeel in de wereldhandel van de niet-olieproducerende ontwikkelingslan den is de afgelopen twintig jaar terugge lopen van 20,5 in 1953 tot 10,5 in 1974. Deze vermindering ging niet ge- waarvan 90 miljard aan leningen van de industrielanden. De Wereldbank en haar dochterinstelling de 'International Development Association' (IDA) zijn de belangrijkste kredietverschaffers voor de financiering van ontwikkelingsprojecten waarbij de nadruk ligt op de verbetering van de infrastructuur. De IDA heeft zich gespecialiseerd in het verstrekken van leningen op zachte voorwaarden, zoals een vijftigjarige looptijd en een geringe rentebetaling. Laatstgenoemde instel ling heeft onlangs in de kredietverstrek king de 10 miljard overschreden. Ook de bancaire kredietverlening is sterk op gelopen, waarbij vooral de Amerikaanse banken nauw zijn betrokken. De bancai re kredietverlening bedraagt omstreeks 40 miljard. Schuldenlast verstikt Derde Wereld Het is niet verwonderlijk dat, gezien de enorme schuldenlast, landen van de Derde Wereld in betalingsmoeilijkheden kunnen geraken en dat een vergaande internationale samenwerking nodig is om de problemen tot een oplossing te brengen. De UNCTAD fungeert als fo rum voor de discussies, waarop de voor de ontwikkelingslanden noodzakelijke wijziging van de internationale economi sche orde ter sprake is gebracht. Dit houdt onder andere het volgende in: De inkomsten moeten worden verzekerd door vergrote exportopbrengsten: diver sificatie van de voort te brengen produk- tie; meer verwerkingsmogelijkheden van de door de landen zelf voortgebrachte grondstoffen: bevordering van de con currentie van de produkten uit de Derde Wereld. De UNCTAD-conferentie - on langs in Nairobi gehouden - leidde wel tot een aantal intentieverklaringen, waarbij echter de nadruk nogal eenzijdig op een mogelijke in de toekomst te vol gen grondstoffenpolitiek kwam te lig gen. Op het terrein van de schuldenlast van de Derde Wereld en op dat van de overdracht van technologie en handels ontwikkeling werden onvoldoende re sultaten bereikt. Het voortdurend terug lopen van de kredietwaardigheid door de toeneming van de buitenlandse schuldpositie zal aanleiding geven tot problemen. De Bank voor Internationale Betalingen te Bazel heeft hier in haar onlangs ver schenen jaarverslag op gewezen. Hoe wel te Nairobi geen sprake was van een moratorium voor de ontwikkelingslan den, is er ruimte gelaten voor de twintig zwaarst getroffen landen om de looptijd van een groot deel van de buitenlandse schuld te verlengen. Deze pogingen om uit de impasse te geraken zullen uitein delijk blijken slechts een symptoombe strijding te zijn. De huidige vorm van ontwikkelingshulp heeft niet geleid tot een moderne infrastructuur en heeft ge faald in het creëren van mogelijkheden jard bedragen. Het wereldenergiever- bruik neemt in de periode 1977-1980 ge middeld met 31/2 per jaar toe. Deze groei gaat gepaard met een uitbreiding van 8,75 per jaar van de olieproduktie van de niet-OPEC-leden. Hierdoor zou den de exporten van de OPEC-leden in 1980 onder het niveau van 1974 komen. Het is dan ook aannemelijk dat het over schot van de OPEC-groep aan het begin van het volgende decennium verdwenen is. De export van de industrielanden naar de OPEC-leden is de afgelopen twee jaar met gemiddeld 70 toegenomen en bedroeg in 1975 in totaal $43,9 miljard. De ambitieuze investeringsplannen waarbij gestreefd wordt naar de tot- paard met het afnemen van hun buiten landse schulden, integendeel. Toene mende betalingsbalanstekorten te wij ten aan inflatie, recessie in de industrie landen en de olieprijsverhoging leiden tot een steeds groter beroep op de inter nationale financiële markten, op de in ternationale hulpverlenende instellingen zoals de Wereldbank en op westerse overheden. De sterke goederenconcen tratie van de export maakt dat de ex portopbrengsten fluctueren waardoor een continue inkomstenstroom ont breekt. De noodzakelijke financiering van de voor de economie van grote be tekenis zijnde projecten komt dan in het gedrang. De buitenlandse schulden van de ontwikkelingslanden werden rond de jaarwisseling op 140 miljard geschat,

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 29