is - meerekenen, kunnen we de volgen de oorzaken voor de optredende fluctua ties in de visstanden aanwijzen. a. jaarlijkse variaties treden op door dat de jaarlijkse aanwas in de vorm van de nieuwe jaarklas, of recrutering, niet constant is. b. het gemiddelde peil van deze recru tering kan door natuurlijke oorzaken op de langere duur stijgen, constant blijven of dalen. c. de visserij kan de grootte van de visstand sterk beïnvloeden, zo sterk, dat het evenwicht in het ecosysteem blij vend en ernstig verstoord wordt. Een visstand neemt jaarlijks in omvang af door verliezen door natuurlijke oorza ken (ziekten en vraat door roofvissen) en door menselijk ingrijpen (visserij). Ze neemt in gewicht toe door groei en door de recruterende nieuwe jaarklas. Jaarklassen Hoewel de grootte van de ouderstand in zee bepaalt hoeveel eieren er per jaar gelegd worden, bepalen vaak onbeken de factoren of de broedproduktie slaagt of niet. Meestal is er daardoor geen ver band te zien tussen de grootte van de ouderstand, die de eitjes produceerde en de grootte van de jaarklas, die daaruit ontstaat. Figuur 1 geeft de grootje van de jaar klassen van een aantal economisch be langrijke vissoorten in de Noordzee weer. Bij soorten als schelvis en tong en ook bij makreel kunnen echte uitschie ters voorkomen. Deze uitschieters zor gen er voor, dat de visstand een tijdlang op een duidelijk hoger peil komt te lig gen en de visserij goede vangsten kan maken. Hun invloed is echter niet einde loos; de jaarklas wordt tenslotte wegge- vist. Bij de tong is de laatste uitschieter de jaarklas geboren in 1963 geweest. Hij zorgde voor de goede vangsten van 1966 tot 1969, daarna ging het weer om laag met de vangsten. Deze tijdelijke rijkdom is de oorzaak geweest van de ongebreidelde wedloop in het motorver mogen in de Nederlandse tongkotter- vloot, waarbij tenslotte een veel te groot vangapparaat - weliswaar het meest moderne van Europa werd opgebouwd bij een tongstand, die, bij de normale grootte van de jaarklassen, dit niet dra gen kon. Als een visstand te klein wordt, treedt er wel verband tussen de grootte van de ouderstand en de recrutering aan het licht, dat zich uit in gemiddeld kleinere jaarklassen dan voorheen. En op hun beurt gaan die te kleine jaarklassen de ouderstand uitmaken, daarbij voor nog kleinere jaarklassen zorgend. In een aantal gevallen hebben we met terdaad gezien, hoe door een sterke da ling van de ouderstand de grootte van de jaarklassen ging dalen. Het voor beeld, dat ik u wil laten zien, ligt vlak bij huis, bij de, zo voortreffelijk smakende, Noordzeeharing. Bij deze haring treffen we verschillende rassen of populaties aan, ieder met een eigen paaigebied. De voornaamste populaties zijn de Noord haring, de haring van de Centrale Noord zee en de Kanaalharing. De Noordzeeharing een waarschu wing In figuur 2 ziet u hoe de grootte van de visstapels van deze drie populaties on der invloed van de visserij omlaag ging. De Kanaalharing was het eerst aan de beurt, later gevolgd door de haring van de Centrale Noordzee. Thans is ook de Noordharing op het hellend vlak geko men. Door een te intensieve visserij o.a. met netten, die een gehele haringschool omsingelen en opvangen, de purse- seines, loopt de Noordharing thans ook gevaar. Wat de gevolgen van deze achteruit gang in de haringstapels op de recrute ring is, blijkt uit figuur 3, waar per popu latie de sterkte van de jaarklassen is aangegeven. Bij de Kanaalharing, al ja- sterkte van Je jaarklassen bij enkele Noord zeevissoorten kabeljauw schelvis noordelijke Noordzee Fig 3 sterkte ven jaarklassen bij Noordzeeharing noordelijke populatie 65 70 19<i5 50 55 60 ndelp'ke populatie m M 50 55 60 65 70

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 17