vad:
geen spontaan
'vademecum'
H
Als een steen is de VAD de vorige
maand in de vijver geworpen. Een
persbericht gaf de hoofdlijnen van
het wetsontwerp vermogensaanwasde-
iing, maar de steen zelf hebben we (nog)
niet gezien. Die ligt te bezinken bij de
Raad van State. Al is de steen onzicht
baar, de grote kringen in de vijver zijn
onmiskenbaar. Dat er een vermogens-
aanwasdelingsregeling komt lijkt zeker.
Om de vijver heen hebben we de com
mentaren gehoord. Meest kritische, toe
gespitst op de wijze van deling en de
uitwerking van de regeling. Tegen ver-
mogensaanwasdeiing als zodanig blijkt
opmerkelijk weinig bezwaar te bestaan.
De communis opinio verenigt zich er
mee. Als in een onderneming kapitaal
en arbeid samengaan is het redelijk dat
ook de werknemers evenals de aandeel
houders een deel van de vermogensaan-
was toebedeeld krijgen.
De meningsverschillen komen echter als
het er om gaat hoe dat deel te bepalen -
daarvoor is het nieuwe begrip 'over
winst' als hulpmiddel bedacht - en hoe
dat werknemersdeel uitgekeerd of voor
hen beheerd moet worden. Ook het mo
ment van invoering en de terugwerken
de kracht roept grote weerstanden op.
Hoe interessant ook, we willen daar niet
over uitwijden of speculeren (er zijn zo
veel ongehoordheden). In ieder geval de
VAD is een zeer ingrijpend verschijnsel.
En omdat het ook onze coöperatieve
banken regardeert, willen we daarover
vanuit onze voorlopige kennis iets trach
ten te zeggen.
Ook ons is de algemene strekking
van de VAD - de werknemers la
ten meedelen in de 'overwinst' -
beslist niet onsympathiek.
Toch kijken wij met onze coöperatieve
structuur wel even vreemd tegen de
ontworpen regeling aan. In opzet en in
terminologie lijkt die namelijk helemaal
toegesneden op het commerciële be
drijf: de onderneming, die beoogt winst
te maken en waarvan de kapitaalver
schaffers - de eigenaar of een groep
aandeelhouders - revenuen verwachten.
is bestemd: onze winst blijft in het be
drijf.
Daarom, als nu de VAD niet alleen van
'overwinst' spreekt, maar ook nog tot
opdeling van die overwinst buiten het
bedrijf overgaat, blijkt daaruit dat de
VAD zeker niet voor ons op maat ge
maakt is.
Zo gezien is het inderdaad een goede
gedachte om ook het element 'arbeid' in
de winst (hoe dan ook) te laten delen.
De werknemers 'maken' immers mede
de onderneming, zij zijn er van afhanke-
lijk, zij zijn er, ook uit inkomensoogpunt,
vaak gevoelsmatig evenzeer of meer bij
betrokken dan de kapitaalverschaffers.
Men voelt ai waar de VAD-schoen ons
zal wringen. Want bij ons ontbreekt ten
enen mate het onderscheid tussen aan
deelhouders enerzijds en werknemers
anderzijds. Wij kennen geen kapitaalver
schaffers, die in winstuitkering (divi
dend) hun beloning vinden voor het in
vesteren in de onderneming. Dat ligt
aan onze coöperatieve structuur.
En toch zullen we straks voor de VAD
'gelijkgeschakeld' worden met onderne
mingen die dat onderscheid wel ken
nen! We zullen maar afwachten wat dat
wordt. Bij onze banken zal de vermo-
gensaanwasdeling in ieder geval niet in
de vorm van aandelen kunnen geschie
den. Ook het aandelenkapitaal van de j
Centrale Bank heeft doordat het een
coöperatie betreft en geheel in handen
is van de banken van onze organisatie
toch wet een apart, bijzonder karakter.
XNog vreemder wordt ons die VAD
als we denken aan de begrippen
'winst' en 'overwinst'. Eigenlijk
hebben we het als coöperatie altijd al
moeilijk gehad om onze houding tegen
over de winst duidelijk te maken. Anders
dan commerciële bedrijven ligt ons doel
niet in het behalen van een zo groot mo
gelijke winst, maar - en dat geeft vaak
misverstanden - zonder winst kunnen
wij het ook niet stellen. Als we niet re
delijk winstgevend werken, komt ons
voortbestaan en onze soliditeit in ge
vaar. Kort gezegd: winst is voor ons
geen doel, maar een noodzakelijk mid
del.
Het gevolg is dan ook dat bij ons geen
plaats is voor uitkering van winst aan
derden. De statutaire regelingen komen
immers hier op neer, dat ieder jaar het
voordelig saldo volledig voor de reserve
Natuurlijk, als de VAD wet wordt,
zullen ook wij er mee moeten le
ven, we zitten met onze organisa
tie niet op een eiland. Ten slotte is ook
het fiscale winstbegrip al meer dan 75
jaar op ons van toepassing. En als er
straks volgens een in elkaar geknutselde
formule ook nog het begrip 'overwinst'
uit de bus komt, kun je dat best door
een technische bril bekijken. Maar, even
dieper gedacht, geloof ik dat het hele
begrip 'overwinst' ons van huis uit ten
enen male vreemd is en vreemd zal blij
ven.
Zo zal het ook zijn met de uitkering van
de overwinst aan de werknemers. Of dat
nu aan je eigen werknemers of aan een
onpersoonlijk, collectief beheerd fonds
gebeurt, is van belang en maakt zeker
verschil, maar principieel veel gewichti
ger voor ons is, dat we straks door een
wettelijke regeling ineens gedwongen
worden een (klein) deel van onze winst
- die we niet a/s zodanig, maar enkel als
middel hebben begeerd - buiten ons be
drijf moeten brengen. Dat past eigenlijk
helemaal niet in onze structuur.
De VAD zal, als zij er komt, voor
ons in vergelijking met andere be
drijven dus nog wel een paar
aparte problemen met zich mee bren
gen. Ik denk niet alleen aan de extra
winstbelasting, die de VAD in feite voor
ons zal betekenen. Ook dat, maar die
last krijgen anderen even zo en daaraan
wordt terecht zwaar getild. Voor ons
echter zal het bovendien zaak zijn om
door termen als deling van vermogens-
aanwas en overwinst heen het coöpera
tieve spoor te blijven volgen. Als we
eenzijdig geïnteresseerd zouden worden
op het maken van 'overwinst' - de te
verdelen pot - zouden we een heet an
dere instelling krijgen dan we nu tegen
over ons werk hebben. Die instelling zal
de VAD niet mogen aantasten!
Met onze coöperatieve mentaliteit zul
len we overigens - als het straks nodig
is - ook die VAD best aankunnen. Daar
twijfel ik niet aan. Het is echter goed je
vooraf te realiseren, dat zo'n VAD in
onze bedrijfsstructuur minder vanzelf
sprekend is, dan men op het eerste ge
zicht zou denken.
J. R. H.