wob
wob
tot voldoening kan worden afgesloten,
gaat Rabomerica met gesterkt vertrou
wen de toekomst tegemoet. Wij wensen
haar daarbij gaarne succes toe.
HET LANDBOUW
ECONOMISCH BERICHT
Het economisch verslag van de Land
bouw in 1974/1975 is verschenen in de
vorm van het Landbouw Economisch
Bericht (LEB). Uit de veelheid van gege
vens, opgenomen in dit verslag, blijkt
een bevestiging van een reeds bestaan
de indruk. Die indruk was, dat 1974/1975
voor de diverse agrarische sectoren een
minder gunstig resultaat heeft opgele
verd. Hierbij moet echter eveneens wor
den opgemerkt, dat in het inmiddels
beëindigde boekjaar 1975/1976 de resul
taten in een aantal sectoren naar ver
wachting aanzienlijk beter zijn geweest.
Dit is met name het geval in de varkens
houderij en in de akkerbouw.
Daaruit blijkt weer eens duidelijk, dat de
agrarische sector in belangrijke mate af
hankelijk is van de externe omstandig
heden. Deze hebben vooral betrekking
op de zoveel besproken weersomstan
digheden en op de marktsituatie voor de
produkten. Vraag en aanbod zijn bepa
lend voor het uiteindelijke resultaat. In
EEG-verband is dit vrije spel van vraag
en aanbod voor een aantal produkten
overigens beperkt. Al deze omstandig
heden heeft de boer of tuinder niet zelf
in de hand en evenmin kan een boer of
tuinder doen aan doorberekening van
zijn gestegen kosten.
Uit de gegevens over 1974/1975 blijkt
duidelijk, dat de externe omstandighe
den in 1974/1975 relatief ongunstig zijn
geweest. Dit vindt zijn weerslag in de fi
nanciële gegevens over het betreffende
boekjaar. De minder gunstige inkomens
positie heeft vooral zijn weerslag gehad
op het niveau van de besparingen. Bij
40 van de bedrijven was zelfs sprake
van ontsparing, in die gevallen werd
derhalve ingeteerd op het eigen vermo
gen. Indien een dergelijke situatie zich
op een bedrijf gedurende enkele jaren
voordoet is dit bijzonder funest voor de
bedrijfsontwikkeling.
Daarnaast blijkt, dat de gezinsuitgaven
niet zijn toegenomen ondanks de ook op
dat terrein gestegen kosten.
In een aantal gevallen is het beperken
van de gezinsuitgaven bittere noodzaak;
een belangrijke categorie agrariërs blijkt
nog steeds bereid zichzelf en zijn gezin
veel te ontzeggen, terwille van het be
drijf.
Zoals reeds eerder uit onze interne ge
gevens was gebleken, zijn de investerin
gen in de agrarische sector in 1974/1975
duidelijk achtergebleven bij de voor
gaande jaren. Behalve door de ongunsti
ge resultaten in het verslagjaar, is dit
ook veroorzaakt door de hoge investe
ringen in de voorgaande jaren, ten ge
volge van de rentesubsidieregeling.
Hoewel exacte gegevens nog ontbreken
bestaat de indruk dat de investeringen
in een aantal sectoren onder invloed van
de verbeterde bedrijfsresultaten sinds
dien weer zijn toegenomen. Met name
geldt dit voor de varkenshouderij en de
pluimveehouderij.
Het zal niemand verwonderen, dat het
aandeel eigen middelen in de investerin
gen is teruggelopen van 80 naar
70 Deze teruggang op zich geeft
geen reden tot ongerustheid. Zoals bij
alle gegevens blijkt echter dat de sprei
ding bijzonder groot is. Het doen van in
vesteringen zonder enige inbreng van ei
gen middelen is dan ook geen uitzonde
ring meer. Dit hoeft echter niet altijd een
bezwaar te zijn voor een financiering als
een aanvaardbaar eigen vermogen aan
wezig is en de rentabiliteitsvooruitzich-
ten gunstig zijn.
TOEKOMST ONDERNEMERS
In de lezing van de heer Th. M. Haze-
kamp, Staatssecretaris van Econo
mische Zaken, (elders opgenomen in dit
blad) zijn een aantal opmerkingen aan te
wijzen welke van belang zijn om eens
extra in de schijnwerpers te plaatsen.
De staatssecretaris is namelijk niet pes
simistisch over het toekomstpers
pectief van de zelfstandige ondernemer
en met name van die in het midden- en
kleinbedrijf.
Het is natuurlijk niet allemaal rozegeur
en maneschijn in het midden- en klein
bedrijf en hij dacht dat als het 'tweede
circuit' in de loop van dit jaar wordt in
gevoerd, wij ook met 'moeilijker situa
ties' in aanraking zullen komen. Ik dacht
dat juist onze organisatie met de plaat
selijke verwevenheid, en dat geldt be
slist niet alleen voor de agrarische sec
tors, erg goed op de hoogte is met dit
soort situaties en ook al jaren met dit
soort moelijke situaties is geconfron
teerd.
Ondanks dat de huidige toestand bij het
midden- en kleinbedrijf niet overal even
geweldig is, zijn er toch nog vele nieuwe
mogelijkheden.
De positieve verwachtingen van de
staatssecretaris zijn onder andere geba
seerd op de twee volgende structurele
veranderingen: Zuiniger en kritischer ge
bruik van de grondstoffen, hieronder
wordt ook energie verstaan, zal vooral
door het prijsaspect leiden tot betere en
vooral duurzamere produkten. Hoog
waardigere produkten geven ruim baan
aan vakmanschap en dit geeft nieuwe
kansen aan de zelfstandige ondernemer.
De overschakeling van de wegwerp-
economie, de maatschappij van ver
spilling, naar een van grotere geneigd
heid tot reparatie opent nieuwe per
spectieven voor de zelfstandige, want
vooral in deze hoek komt de zelfstandige
ondernemer tot zijn recht.
Voorts ziet hij een belangrijke taak voor
de overheid als hij stelt: 'Dat het stelsel
van ondernemingsgewijze produktie in
onze complexe samenleving alleen zal
kunnen functioneren in samenwerking