Nu de Algemene Vergadering - de laat ste die ik vanachter de bestuurstafel heb kunnen bijwonen - achter de rug is kwam onwillekeurig de reeds vaak be sproken vraag op of in een grote organi satie als de onze een beslissingsbe voegdheid in handen van een ledenraad niet veel beter zou zijn. Wanneer je dit erg zakelijk bekijkt, en vooral op de kos ten let, is het antwoord zonder meer be vestigend. Er kleven natuurlijk wel be zwaren aan, namelijk dat van de duizend banken er slechts een deel direct verte genwoordigd kan zijn in zo'n ledenraad. Door de opbouw via kringen zou hieraan echter toch wel tegemoet kunnen wor den gekomen. Een massale algemene ledenvergade ring, zoals wij die kennen en nu net weer beleefd hebben, heeft toch ook wel an dere grote voordelen. Als dat niet zo zou zijn zou er niet zo'n groot bezoek komen. Men ziet elkaar weer, bestuursleden en directeuren van aangesloten banken hebben gelegenheid met anderen, soms uit heel andere delen van ons land, van gedachten te wisselen. Daardoor ver diept men zijn inzichten, terwijl de band binnen de organisatie in aanzienlijke mate wordt versterkt. Ik zie dit als één van de redenen waarom zo velen ieder jaar weer naar Utrecht reizen. De Algemene Vergadering heeft nog een ander belangrijk voordeel. Voor een zo groot forum worden van achter de bestuurstafel standpunten uiteengezet die voor het beleid van de organisatie van groot belang kunnen zijn. In dit gro te en indrukwekkende gezelschap kun nen ook naar buiten standpunten wor den verdedigd die juist door de omvang van de vergadering beter bij de overheid of anderen doordringen. Men kan ook aandacht vragen voor ontwikkelingen in onze maatschappij die voor onze coöpe ratieve bankorganisatie van belang zijn en die men kan trachten te beïnvloeden. Ik geef toe dat er ook andere mogelijk heden zijn om aandacht te vragen voor dit alles. Ik denk hierbij aan de pers en andere publiciteitsmedia en aan de ver schillende mogelijkheden om deze te benaderen. Maar zelfs een druk bezoch te persconferentie is niet hetzelfde als een zo grote algemene vergadering. De omvang en betekenis van onze organi satie die op dat ogenblik standpunten naar buiten brengt, worden door de om vang van de algemene vergadering on derstreept. Ook deze keer is er weer gebruik ge maakt van de mogelijkheid om voor een aantal vraagstukken publieke aandacht te vragen. In een tijd van zo'n sterke geldontwaarding is het op peil houden van onze solvabiliteit moeilijk en op de noodzaak daarvan is sterk de nadruk ge legd. Wanneer wij dit in verband bren gen met de vermogensaanwasdeling die door deze regering op stapel is gezet dan is het eigenlijk onbegrijpelijk, dat op dit moment een vermogensaanwasde ling in werking zou treden. Zelfs voor standers van een dergelijke maatregel - waartoe ik in deze vorm zeker niet be hoor - moeten toch inzien dat het invoe ren van een vermogensaanwasdeling de positie van het bedrijfsleven ten koste van het aantal werklozen ongunstig moet beïnvloeden. In een nabuurland, met name de Duitse Bondsrepubliek, met een regering van opvattingen die ook in de Nederlandse regering tot ui ting komen, is daarom de invoering van een vermogensaanwasdeling uitgesteld tot betere tijden. Voor een coöperatieve bankorganisatie is na invoering hiervan niet alleen de inflatie een moeilijke fac tor in het handhaven van een gezonde solvabiliteitspositie maar zal de vermo gensaanwasdeling dit ook nog eens on gunstig beïnvloeden. Zonder te willen stellen dat deze regering de geldont waarding niet ernstig wil bestrijden moet helaas geconstateerd worden dat de regering daarin in werkelijkheid nog niet geslaagd is. Het richten van alle in spanning op het verminderen van de geldontwaarding zou in het belang van alle Nederlanders zonder uitzondering heel wat meer vrucht afwerpen dan het zich nu zo sterk bekommeren om de ver deling van een kleiner nationaal inko men. Dat daarbij het opbouwen van een staatsbank ook wel vergeten zou mogen worden is zonder meer duidelijk. Wan neer gevreesd wordt dat kapitaalcon centraties een te grote macht in de maatschappij zouden kunnen vormen dan bewijst een zo grote en zo verschil lend samengestelde algemene vergade ring van onze organisatie dat die con centratie bij ons niet in één hand ligt maar alleen al aan de bestuurlijke kant in de handen van duizenden doodgewo ne Nederlanders. Daarvoor hoeft nie mand - met welke maatschappijbe schouwing ook - bevreesd te zijn. De Algemene Vergadering bracht mij nog op een ander punt. De oorzaak daarvan was de verkiezing van nieuwe leden van de Raad van Toezicht die, ook wanneer zij aan een plaatselijke bank gebonden zijn, toch een specialistische deskundigheid hebben. Ik juich dat toe. De Raad van Toezicht in onze organisa tie moet zeker een sterke band hebben naar de organisatie zelf. Hierbij is er naar mijn mening geen plaats voor ver tegenwoordigers van bepaalde bedrijfs takken waarop in het afgelopen jaar nogal eens is gedoeld. Wel moet de Raad van Toezicht voor een belangrijk deel samengesteld zijn uit leden die ge worteld zijn in het werk van de plaatse lijke banken. Maar onze organisatie heeft ook andere banden naar buiten. Bovendien wordt de taak van de Raad van Toezicht, niet alleen toezichthou dend maar ook adviserend, steeds zwaarder. Daarom kan ik een opvatting dat een deel van de Raad van Toezicht zou moeten bestaan uit vertegenwoor digers van bepaalde groeperingen uit ons volk - en dat is anders bedoeld dan bepaalde agrarische bedrijfstakken - en uit mensen die door hun grote kennis de adviserende taak van de Raad kunnen verdiepen, zeer toejuichen. Het zijn ge dachten die bij mij opkwamen toen ik van deze Algemene Vergadering weg- reisde en die ik toen meende in deze ko lom tot uiting te moeten brengen. A. J. Verhage

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 5