Algemene vergadering Voorziening voor Bedrijfsrisico's resul teerde over 1975 een winst van f 181 mil joen. Op zichzelf lijkt dit bedrag natuur lijk onvoorstelbaar hoog. Daardoor is het alleszins begrijpelijk dat de zoëven be handelde vraag rijst of dit resultaat wel in overeenstemming is met de coöpera tieve beginselen van de Rabobanken. Een groot deel van deze twijfel kan al leen al worden weggenomen door dit bedrag in de juiste verhoudingen te zien. solvabiliteitspositie mede gesteund we ten door de aansprakelijkheid van hun leden, doch tegelijkertijd schept dit extra verplichtingen. Ofschoon een beroep op de ledenaansprakelijkheid duidelijk zou verschillen van een onvolledige nako ming van verplichtingen jegens depo santen zou de noodzaak van een derge lijk beroep een zeer verkeerde uitwer king hebben. Vandaar dat intern een verwijzing naar de ledenaansprakelijk heid moeilijk als argument kan worden gebruikt voor een onvoldoende aanpas sing van de reserves. In een tijd van sterke geldontwaarding is het vraagstuk Rede van de heer dr. A. J. Verhage van het overeind houden van een gezon de solvabiliteitspositie voor het coöpera tieve bankwezen moeilijker dan ooit. Het voorgaande biedt uiteraard nog wei nig houvast voor de concrete bepaling van het gewenste of acceptabele winst niveau. Een concreet aanknopingspunt vormen tot op zekere hoogte de solvabi- liteitseisen zoals deze voortvloeien uit de bedrijfseconomische richtlijnen van De Nederlandsche Bank. De verplichtin gen die hieruit resulteren moeten echter voor alles als minima worden gezien. Op de grens van deze eisen zijn de moge lijkheden voor een flexibele uitoefening van het bankbedrijf sterk beperkt. Uit een oogpunt van slagvaardig optreden en concurrentiekracht is het derhalve al leszins gewenst dat een zekere vrije marge ten opzichte van deze eisen wordt nagestreefd. Een ander aanknopingspunt voor de om vang van de na te streven winst kan worden gevonden in de ontwikkeling van de eigen vermogenspositie in de af gelopen jaren. Is het zo dat moet wor den gestreefd naar handhaving van de bestaande verhoudingen, een aanpas sing naar boven of kan wellicht met een zekere teruggang genoegen worden ge nomen? Bepalend voor het antwoord op deze vraag is de waardering van de po sitie in de uitgangssituatie in relatie tot verwachtingen ten aanzien van relevan te ontwikkelingen in de toekomst. Voor alsnog zie ik geen tekenen die de keuze voor een matiging van de solvabiliteits- verhoudingen binnen onze organisatie rechtvaardigen; integendeel. Mijns in ziens valt te verwachten dat de risico's in het kredietbedrijf van de banken in de komende jaren zullen toenemen. Ik doel dan met name op de verslechtering van de vermogensverhoudingen in het be drijfsleven zoals die zich in ernstige mate al geruime tijd voordoet. In het bijzonder zou ik er in dit verband de nadruk op willen leggen dat de Rabo- bankorganisatie meer dan andere bank instellingen historisch en uit hoofde van haar coöperatieve structuur is aangewe zen als speciale financier van bepaalde bedrijfssectoren. De Rabobanken kun nen daarom minder dan andere bankin stellingen hun eigen risico's selecteren. Het coöperatieve karakter maakt dit ten opzichte van eigen leden moeilijk. Wij willen dat handhaven, ook voor bedrijfs takken waar de verhoudingen moeilijk zijn. Ook zonder postbank concurrentie genoeg Voorts lijkt een matiging van de solvabi liteitspositie van onze banken allerminst op zijn plaats in het licht van de concur rentieverhoudingen in het bankwezen. Ik denk dan niet alleen aan de voor ons moeilijk te verteren plannen van de Re gering om te komen tot de oprichting van de zogenaamde Postbank. Ook zon der die Postbank zou allerminst voor een gebrek aan concurrentie in het bankwe zen behoeven te worden gevreesd. Ik ben eerder geneigd om in het concen tratieproces zoals zich dat in het bank wezen heeft voltrokken de uitdrukking te zien van het streven van de banken om hun concurrentiepositie te verstevi gen dan van een poging om de concur rentie te verminderen. Ook in de overige sectoren van het bedrijfsleven heeft dit concentratieproces zich voorgedaan zonder dat dit heeft geleid tot een toe nemende betekenis van monopoliewin sten. De toename van de concurrentie in het bankwezen zal ook worden aange wakkerd door een verdere internationa lisering van het geld- en kapitaalverkeer. De banken volgen deze ontwikkeling in versnelde mate door hun activiteiten steeds meer over de landsgrenzen heen uit te breiden. Onze organisatie kan - zoals ook in het verleden reeds bij her haling door ons is betoogd - bij deze ontwikkeling niet achterblijven, ook al omdat de bestaande relaties dat eisen. Om onze vooraanstaande plaats in het Nederlandse bankwezen te kunnen be houden is het zaak dat we ook op het terrein van het internationale bankbe drijf partij kunnen zijn. Dit laatste noopt te meer tot het kunnen tonen van een krachtige solvabiliteit en een voor het behoud daarvan noodzakelijke winstca paciteit. De resultaten van 1975 Na deze blik op de toekomst wil ik thans op mijn schreden terugkeren en een ogenblik stilstaan bij de winstontwikke ling binnen onze organisatie in het afge lopen jaar. Na belasting en toevoeging van een bedrag van f 139 miljoen aan de Marge zeer beperkt In relatie tot het balanstotaal van de or ganisatie per 31 december van het ver slagjaar bedraagt de winst nog geen 0,4 Ten opzichte van het totaal van de spaargelden en de uitzettingen op lange termijn, voor welke beide catego rieën de hoogte van de rentetarieven van belang is, is deze verhouding zelfs nog wat lager, namelijk 1/3 Hieruit moge blijken hoezeer de marge beperkt is om de rentetarieven eenzijdig ten gunste van de kredietnemers en/of spaarders te herzien. Een rente voor le ningen die gemiddeld 1/3 lager zou hebben gelegen en een gemiddeld 1/3 hogere rente op spaartegoeden zou per saldo een daling van de rentebaten heb ben opgeleverd gelijk aan het bedrag van de winst. Hieruit moge blijken dat de oplossing van het vraagstuk van de relatief hoge debetrentes en de betrek kelijk lage creditrentes niet ligt in han den van onze banken. De oplossing ligt ook hier bij het scheppen van ruimte voor een herstel van de rendementen op geïnvesteerd vermogen in het bedrijfsle ven. In dit opzicht lopen de belangen van de kredietnemers en de spaarders parallel. De opvatting dat de kredietne mers zouden profiteren van de inflatie ten koste van de spaarders geeft een vertekend beeld. Natuurlijk is het zo dat kredietnemers hun schulden als gevolg van de voortgaande geldontwaarding kunnen voldoen in zachtere guldens. Daartegenover staat echter dat de mid delen waaruit de bedrijven hun aflossings- en renteverplichtingen moe ten voldoen nog harder zijn gesmolten. Verbetering pensioenvoorzieningen Teruggebracht tot beter begrijpelijke proporties wordt de winst ook wanneer we zien dat de stijging hiervan in het af gelopen jaar 22,1 bedroeg bij een stij ging van het balanstotaal met 23,4 Ook al moet in dit verband worden op gemerkt dat de winst enigermate is ge drukt als gevolg van de incidentele extra last in samenhang met de verbetering van de pensioenvoorzieningen voor het personeel van de aangesloten banken, dan nog moge ook hieruit blijken dat het rendement zeker niet als te hoog mag worden bestempeld. Stijging reserves bieef achter Te meer niet wanneer we zien dat de

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 28