Vi
r
lectie voor Montreal eerst moeten kun
nen garanderen dat ze in de medailles
zullen vallen. Wanneer, omdat deze ga
rantie door niemand gegeven kan wor
den, geen enkele atleet wordt afgevaar
digd staat al bij voorbaat vast dat resul
taten uitblijven. Daarom vindt dan ge
lukkig ook een selectie plaats op grond
van redelijke kansen. Dit is, hoe dan ook,
de enige weg om succes te kunnen be
halen. De kans dat rendementsherstel
zal bijdragen tot een oplossing van het
werkloosheidsvraagstuk is, dacht ik,
zelfs meer dan redelijk. Hiervan te over
tuigen zijn echter alleen zij die voor deze
rede vatbaar zijn. Dan is men ook over
tuigd van de noodzaak om in het belang
van ons hele volk door toepassing van
de beste methode een eind te maken
aan een ontwikkeling die als heilloos
kan worden beschouwd. Naast diegenen
die rechtstreeks het werkloos-zijn aan
den lijve hebben moeten ondervinden
dienen ongetwijfeld de zelfstandige on
dernemers als de voornaamste slachtof
fers van de economische moeilijkheden
te worden aangemerkt. Dit geldt in het
bijzonder ook de ondernemers in het
midden- en kleinbedrijf. Velen van hen
zagen in korte tijd tenietgaan of sterk in
waarde dalen hetgeen zij in de loop van
vele jaren met grote inspanning en uiter
ste soberheid hadden weten op te bou
wen.
Spaarders en geldontwaarding
Dat het onrecht dat de spaarders door
de geldontwaarding werd aangedaan de
gemoederen nooit zo sterk heeft bezig
gehouden wordt verklaard doordat de
spaarinkomens voor de grote massa van
betrekkelijk ondergeschikt belang lijken.
Diegenen voor wie dit belang wel ster
ker spreekt - met name mensen die wat
voor hun oude dag, op welke wijze ook,
opzij hebben gelegd - zijn ver in de min
derheid.
De gevolgen van de te sterke stijging
van de loonkosten en besteding van het
nationaal inkomen voor collectieve doel
einden kwamen niet vanaf het begin tot
uiting omdat de beleggers in vast ren
tende fondsen deze allereerst ondervon
den. De relatief goedkope financiering
met vreemd vermogen - een factor die
voor de zelfstandige ondernemers overi
gens nooit zo sterk heeft gespeeld -
droeg er in eerste instantie toe bij dat de
rendementen op eigen geïnvesteerd ver
mogen vooralsnog op peil konden blij
ven. Sedert de laatste jaren is deze 'rek'
evenwel komen te vervallen. Nu is het in
de meeste gevallen zelfs zo dat de finan
ciering met vreemd vermogen de renta
biliteit van de bedrijven nadelig beïn
vloedt. Door dit alles is het begrijpelijk
dat zowel de spaarders als de bedrijven
die in toenemende mate zijn aangewe
zen op financiering met vreemd vermo
gen zich in de hoogte van de rente te
kort gedaan voelen. De spaarders erva
ren dat de rente die hun vergoed wordt
onvoldoende compensatie biedt om de
reële koopkracht van het gespaarde op
peil te houden, terwijl de rente die aan
de kredietnemers in rekening wordt ge
bracht als hoog kan worden aangemerkt
in relatie tot de rendementen op de hier
mee gefinancierde investeringen. De
banken staan te midden van dit span
ningsveld van ontevredenheid. Op deze
wijze beschouwd kan licht de indruk
ontstaan dat hier het gezegde van toe
passing is van die twee honden die
vechten om een been waar dan de der
de - in dit geval het bankwezen - snel
mee heenloopt. Te meer nog zal deze
schijn worden gewekt doordat de ban-
kensector uit een oogpunt van winstont
wikkeling in tegenstelling tot de meeste
andere bedrijfstakken in het verslagjaar
redelijk goed uit de bus is gekomen. Het
ligt voor de hand dat dit menigeen - met
name leden-kredietnemers van onze
banken - ertoe zou brengen om te den
ken dat de rente meer te hunnen gunste
zou kunnen worden bijgesteld. Vanuit de
verantwoordelijkheid voor het bestaan
en vooral ook het voortbestaan van onze
organisatie kunnen wij deze opvatting
niet delen. Daarbij spelen meerdere
overwegingen een rol van betekenis.
Eigen vermogenspositie dient
versterkt
Allereerst de functie van de winst. Voor
op staat nog steeds dat de Rabobanken
uitsluitend winst nastreven met het oog
op de handhaving van gezonde solvabili-
teitsverhoudingen.
Het saldo van opbrengsten en kosten na
belastingen komt nagenoeg volledig ten
goede aan de eigen vermogenspositie.
Hiermede wordt derhalve geen enkel
belang gediend, dat door anderen als
'kapitalistisch' zou worden bestempeld.
Er zijn geen aandeelhouders waaraan de
vermogensaanwas direct of indirect ten
goede komt. Deze karakteristiek van de
coöperatieve banken brengt tegelijker
tijd echter ook beperkingen met zich
mee in die zin dat zij daardoor niet be
schikken over de mogelijkheid om de ei
gen vermogensbasis uit te breiden door
emissie van aandelen. Weliswaar staat
daar tegenover dat de Rabobanken hun