grotere kredietrisico's
vragen versterking
eigen vermogens
positie
algemene
vergadering
24
Rede van
dr. A. J. Verhage,
voorzitter van de Hoofd
directie van de
Coöperatieve Centrale
Raiffeisen-Boerenleen-
bank g.a., uitgesproken
ter gelegenheid van de
Algemene Vergadering
op 3 juni 1976
te Utrecht.
Bij de behandeling van de balans en resultatenrekening over 1975 roept een
terugblik op dat jaar vanuit het standpunt van het coöperatieve bankwezen
gemengde gevoelens op. Enerzijds overheerst een gevoel van tevredenheid
waar het betreft de interne gang van zaken binnen de Rabobankorganisatie,
anderzijds bestaat er aanzienlijk minder reden tot juichen wanneer we den
ken aan de negatieve gevolgen van de economische ontwikkeling die vele
leden van onze banken en andere goede relaties te verduren kregen.
In het heden ter behandeling gestelde jaarverslag van de Centrale Rabobank
is reeds uitvoerig ingegaan op de ontwikkeling van de Nederlandse econo
mie in 1975. Een aantal hoofdpunten hieruit wil ik thans nog eens in het kort
belichten.
Het meest in het oog springend waren
ongetwijfeld het oplopen van de werk
loosheid en de inflatie tot recordhoog
ten. De werkloosheid benaderde een ni
veau van'5% van de afhankelijke be
roepsbevolking, terwijl de inflatie de
10 overschreed. Dit is niet plotseling
uit de lucht komen vallen. Deze ontwik
keling betekent een voortzetting van lij
nen in een richting die zich reeds meer
dere jaren duidelijk aftekende. Het is na
tuurlijk gemakkelijk om zoiets achteraf
te constateren. Ook in het verleden is
echter al bij herhaling gewaarschuwd
tegen deze ontwikkeling. Voortdurend is
er de laatste jaren op gewezen dat de
aanhoudend sterke groei van de collec
tieve sector in combinatie met een een
zijdige afwenteling van de lasten hiervan
op de rendementen over geïnvesteerd
vermogen en de inkomens van zelfstan
dige ondernemers de economie ernstig
in gevaar zou brengen.
Ook nu nog zijn er mensen die deze rea
liteit niet onder ogen kunnen of willen
zien, die blijven volharden in een theorie
van belangentegenstellingen tussen de
produktiefactoren arbeid en kapitaal en
die blijven uitgaan van een verpersoon
lijkt kapitaalsbegrip en uitbuiting van de
werkende massa. Op deze categorie zijn
de woorden van toepassing die de presi
dent van De IMederlandsche Bank bezig
de in zijn jaarverslag over 1975: 'ziende
blind en horende doof.
Investeringsvolume bleef achter
Alles bij elkaar is het ontbreken van een
matigingsbeleid in de afgelopen jaren
aan de kant van de collectieve uitgaven
en de loonkosten velen in ons land duur
komen te staan. Allereerst denken we in
dit verband aan de al geruime tijd ge
middeld meer dan 200 000 als zodanig
geregistreerde werkloze mannen en
vrouwen en de honderdduizenden, die
zonder werk een ander onderkomen
hebben gevonden dan die krachtens de
werkloosheidsregeling. Zij zijn het
slachtoffer van een onvoldoende creatie
van nieuwe arbeidsplaatsen als gevolg
van een zowel absoluut als relatief te
lage beloning voor geïnvesteerd vermo
gen. De te lage beloning in absolute zin,
die veelal zelfs negatief is - zeker wan
neer hierop een inflatiecorrectie wordt
toegepast - veroorzaakt een achterblij
vende ontwikkeling van het investe
ringsvolume. De relatief te lage beloning
draagt er voorts toe bij dat voor zover er
wordt geïnvesteerd deze investeringen
in sterke mate een arbeidsbesparend ka
rakter dragen. De enige weg om het
structurele werkloosheidsvraagstuk ef
fectief aan te pakken is daarom het
scheppen van ruimte voor een herstel
van de kapitaalrendementen. Het is ons
inziens onjuist om aan dit uitgangspunt
voorwaarden te verbinden zoals in de
zin dat vooraf zou moeten worden gega
randeerd dat meer winst ook wordt om
gezet in meer werkgelegenheid. Een vrij
heid van handelen binnen de onderne
mingen zal, zeker met de huidige over
legstructuren, nodig zijn om het beste
resultaat te bereiken.
Het enige dat met hierbedoelde voor
waarden wordt bereikt is dat de twijfel
wordt gevoed ten aanzien van de nood
zaak om de stijging van de collectieve
uitgaven en de loonkosten te matigen.
Om in Olympische termen te spreken
eist men als het ware van de atleten dat
zij om toegelaten te worden tot de se-