zorgelijke
economische situatie
vraagt offers
18
algemene
vergadering
Rede van de heer
C. G. A. Mertens, voor
zitter van de Raad van
Beheer van de
Coöperatieve Centrale
Raiffeisen-Boerenleen
bank g.a., uitgesproken
ter gelegenheid van de
Algemene Vergadering
op 3 juni 1976
te Utrecht.
Onze dagen zijn gevuld met onzekerheden op velerlei gebied. Het econo
misch handelen, vooral voor zover dat op de toekomst is gericht, kenmerkt
zich door een gedrag van grote voorzichtigheid. Het optimisme en vooruit
gangsgeloof van de vijftiger en zestiger jaren lijken te hebben plaats ge
maakt voor sombere bezorgdheid om het behoud van wat er is bereikt. Er
lijkt een soort achterhoedegevecht gaande om continuïteit, groei, zelfstan
digheid en werkgelegenheid. Dit weinig opwekkende beeld is niet alleen in
Nederland te zien. Het is een internationaal thema, en elk land speelt op dit
thema zijn eigen variaties.
Deze korte situatieschets geef ik u als een achtergrond voor een beschou
wing over onze opstelling als coöperatieve bankorganisatie in de samen
leving van vandaag. Ons coöperatief bankwezen ontleent zijn ontstaan aan
omstandigheden die, evenals nu, gekenmerkt werden door onzekerheid en
moeite om economisch op de been te blijven. Ofschoon er ongetwijfeld een
groot gradueel verschil is met de toestand aan het eind van de vorige eeuw,
vertoont de tijd van toen toch ook verwantschap met de situatie van nu. In
één opzicht zijn wij als coöperatieve banken in elk geval dezelfde gebleven:
wij willen ons inzetten om daar waar dat mogelijk en verantwoord is, de
economische problemen te helpen oplossen. De structuren in de samen
leving, nationaal en internationaal, maken die oplossing helaas niet gemak
kelijk. De structuren zitten de structurele oplossingen als het ware in de
weg.
Inflatie niet op morgen afwentelen
Als voorbeeld daarvan noem ik de infla
tie. Inflatie is een structureel onaan
vaardbaar gegeven voor de maatschap
pij. De President van De Nederlandsche
Bank heeft daarop jarenlang een- en an
dermaal gehamerd, en velen met hem.
Toch woekert de inflatie voort, en elke
belangrijke ingreep om daaraan een
eind te maken was tot nu toe tot misluk
ken gedoemd. En waarom? Omdat infla-
tiebestrijding van ons inkomensoffers
vraagt. Offers, waartoe vrijwel niemand
tot nu toe bereid blijkt te zijn. Offers ook,
die politieke leiders van meerderheden
niet aan hun achterban willen of durven
opleggen. Offers, die daarom in onder
handelingen en acties worden afgewen
teld.
Toegegeven, wij zijn er dankbaar voor,
dat tegenwoordig over de structurele
kaders van de economie in breed over
leg onderhandeld wordt. Dat is een
vooruitgang bij vroeger. Even zo, dat een
groot deel van de kostenontwikkeling -
denk aan het loonniveau - wordt be
paald door onderhandelingen tussen de
betrokkenen. Maar op deze vooruitgang
zien we maar al te vaak de schaduw val
len van de politieke macht. Deze denkt
niet aan offers, maar besluit als het even
kan ten eigen voordele. Of - als dat niet
lukt - schuift zij de beslissingen voor
zich uit en de afwenteling duurt voort.
Een afwenteling, niet alleen van meer
derheden op minderheden, maar ook
door de verantwoordelijken van nu op
de verantwoordelijken van morgen. En
zo dreigen wij in één grote begoocheling
verzeild te raken. We houden ons bezig
met de verdeling van een koek, die dui
delijk niet op tafel ligt. We verwachten
morgen te kunnen zitten op een tak, die
we mogelijk vandaag nog zullen hebben
doorgezaagd. We hopen morgen eieren
te rapen van de kip, die gisteren al werd
geslacht.
De politieke moed ontbreekt om de fei
ten boven water te brengen en daarnaar
te handelen. Inflatie is in wezen een
karakterloos afglijdingsproces, een pro
bleem van moraliteit. Dat weerspiegeld
zich niet alleen in de economische situa
tie. Op tal van andere terreinen kan men
zien, hoe de persoonlijke verantwoorde
lijkheid van het zelfstandige individu
plaats maakt voor een onpersoonlijke
afhankelijkheid van een naamloos en
schijnbaar almachtig collectief.