wob
wob
wob
220 000 opleveren.
CONJUNCTUURHERSTEL
GEVAARLIJK
In aansluiting aan de opleving van de
economie in landen als de Verenigde
Staten, Japan enWest-Duitsland begint
ook in ons land het conjuncturele herstel
duidelijkere vormen aan te nemen.
Vooral in samenhang met een toename
van de vraag uit het buitenland geeft de
orderpositie van de bedrijven een ver
betering te zien. Te zamen met het effect
van de werkgelegenheidsmaatregelen
van de regering heeft dit inmiddels ge
resulteerd in een gunstige wending in de
werkloosheidsontwikkeling. Weliswaar
was ook in het eerste kwartaal van 1976
nauwelijks sprake van een verbetering in
de zin van een daling van het aantal
werklozen, doch positief is in dit ver
band alleen al wanneer kan worden ge
constateerd dat het werkloosheidscijfer
niet verder oploopt. Eind vorig jaar im
mers becijferde het Centraal Planbureau
voor 1976 nog een gemiddelde werk
loosheid van 250 000; een stabilisatie
voor de rest van het jaar op het niveau
van eind maart zou een hiermee te ver
gelijken uitkomst in de buurt van
Ondanks het feit dat afgaande op de
ontwikkeling in het eerste kwartaal een
zekere bijstelling van de verwachtingen
voor geheel 1976 in gunstige zin ge
rechtvaardigd lijkt, dienen we ons toch
te hoeden voor een al te groot optimis
me. Weliswaar mogen we aannemen
dat de conjunctuur ook in de rest van
het jaar verder zal aantrekken doch het
tempo en de intensiteit van de opleving
zullen relatief bescheiden zijn. Van aan
zienlijk groter importantie is voorts dat
de structurele problemen waarmee onze
economie te kampen heeft op korte ter
mijn niet of nauwelijks in betekenis zul
len afnemen.
Van een grootscheepse uitbreiding van
het aantal arbeidsplaatsen zal voorlopig
nog weinig te merken zijn. De verrui
ming van de afzetmogelijkheden voor
het bedrijfsleven in samenhang met het
conjunctuurherstel zal om te beginnen
grotendeels worden opgevangen door
een betere benutting van de reeds aan
wezige produktiecapaciteit, terwijl daar
waar een uitbreiding van de produktie
capaciteit noodzakelijk blijkt de nadruk
in verband met de relatief hoge arbeids
kosten zal liggen op diepte
investeringen. Het gezegde dat één
zwaluw nog geen lente maakt lijkt daar
om bijzonder goed van toepassing op de
fase waarin de economie zich thans be
vindt.
De Minister van Economische Zaken,
drs. R. Lubbers, gaat in dit opzicht zelfs
nog een stapje verder gezien zijn uit
spraak op een bijeenkomst van de Gel
derse Kamer van Koophandel op 12 april
jl. Hij merkte daar op dat de conjunctu
rele opleving van de economie gevaar
lijke kanten heeft omdat daardoor de
structurele problemen van de werkloos
heid worden versluierd. Wij delen deze
opvatting volledig. De zo noodzakelijke
bereidheid om de stijging van de collec
tieve lasten en de loonkosten sterk af te
remmen ten einde de economie meer
duurzaam in het rechte spoor te krijgen
zal hierdoor allerminst toenemen. Het
zou echter onvergeeflijk zijn wanneer
onder druk hiervan concessies zouden
moeten worden gedaan aan het mati-
gingsbeleid. Te duidelijk is immers in de
afgelopen jaren aangetoond dat daar
mee de verkeerde weg wordt bewan
deld. De tol die wordt betaald in de
vorm van een hoge werkloosheid vormt
hiervan de uitdrukking.
ZIENDE BLIND EN HORENDE DOOF
Het kernpunt, dat dr. Zijlstra in het jaar
verslag van De Nederlandsche Bank
naar voren brengt, is dat de inflatie de
laatste jaren volstrekt onvoldoende
werd teruggedrongen. De gevolgen van
dit verschijnsel voor de rendementen
van de ondernemingen en daarmee voor
de investeringen en de werkloosheid,
mogen zo langzamerhand algemeen be
kend worden verondersteld. Aan de win
sterosie kwam ook het afgelopen jaar
geen einde. Als rekening wordt gehou
den met het gemiddeld aanwezige
vreemd vermogen, dan blijkt het rende
ment op het in de ondernemingen geïn-
j vesteerde vermogen minstens vijf pro
cent negatief te zijn. Wil men de win
sten niet verder aantasten, dan zal de
door de regering voorziene lastenver
zwaring en de stijging van het reëel be
steedbaar inkomen uit de stijging van de
produktiviteit moeten worden betaald.
Indien men de V/2% te weinig vindt,
welke na het doorvoeren van de 1
operatie beschikbaar zal zijn voor een
verhoging van het reëel beschikbaar in-
j komen van de modale werknemer en
voor de dringend noodzakelijke rende
mentsverbeteringen, dan zal het beslag
ten behoeve van de collectieve sector
moeten worden gedrukt en derhalve de
jaarljkse stijging geringer moeten zijn
dan 1 punt. De discussie over de struc
turele ontwikkeling zal in een rustiger
vaarwater kunnen gaan plaatsvinden
wanneer de één-procents-operatie snel
en krachtig ter hand wordt genomen.
Het behoeft in dit licht nauwelijks be
toog dat deze operatie even onvermijde
lijk als moeilijk is. Onvermijdelijk, omdat
anders geen enkele verbetering van de
rendementen en van het reëel beschik
baar inkomen mogelijk zal zijn. Moeilijk,
omdat eenmaal tot stand gebrachte uit
gavenverhogingen in de collectieve
sfeer, zo leert ons het verleden, zeer
moeilijk zijn terug te drijven.
Voor een gezonde economische ontwik-
keling, beklemtoont dr. Zijlstra nog
maals, moet de inflatie zeer belangrijk
worden teruggedrongen en de uitholling
i van de bedrijfswinsten ten minste tot
staan worden gebracht. Indien geen fun-
damentele verbetering optreedt zal een
economisch herstel, dat gepaard gaat
j met het creëren van voldoende arbeids
plaatsen niet mogelijk zijn. De door de
inflatie geschapen wanorde laat een
normale economische ontwikkeling niet
toe, nog afgezien van de funeste reper
cussies op het maatschappelijke en poli
tieke vlak. Wie dit nu nog niet wil aan-
vaarden is volgens de president van De
Nederlandsche Bank ziende blind en ho
rende doof.
WIJ EN HET CONSUMPTIEF
KREDIET
De sociologische wisselwerking tussen
bank en maatschappij komt wel heel
duidelijk tot uiting in de opkomst van
het verschijnsel 'consumptief krediet'.
Het is nog niet lang geleden, dat nauwe
lijks iemand er over peinsde om reeds
vóór hij de eigen middelen vergaard had
te gaan 'verteren' of iets aan te schaffen.
En een bank voelde er niets voor geld te
verstrekken als niet behoorlijke zakelijke
of persoonlijke zekerheid kon worden
gesteld.
Door allerlei oorzaken - we gaan er niet
verder op in - is thans het consumptief
krediet een gerespecteerde verschijning
geworden, zowel voor de banken als
voor het grote publiek. Ook onze banken
beschikken over een gevarieerd aantal
kredietvormen die alle tot het consu
mentenkrediet kunnen worden ge
rekend. Niet alleen de persoonlijke lenin
gen, de autofinanciering en het extra
krediet horen daarbij, maar met name
ook het doorlopend krediet en - van
zeer recente datum - het Rabobank
Bestedingsplan.
Al hebben wij dit consumentenkrediet in
het toenmalige prille stadium niet een
zijdig van onze kant willen stimuleren,
wij zijn naarmate onder onze cliënten
kring de behoeften aan consumptief kre
diet duidelijker werden met aangepaste
regelingen aan die behoeften tegemoet
gekomen. Dat uitgangspunt is thans, nu
ook het consumptief krediet tot een der
terreinen is geworden waarop zich de
onderlinge concurrentie van de banken