wie aa zegt moet
ook
zeggen
O
34
bevorderde die noodzaak. De hieruit
De samenvoeging
b
Mr. H. G. J. van Woezik, hoofd Onderlinge Risicovoorzieningen
Als men met dit gezegde wordt geconfronteerd en moet constateren dat er
bij de dagelijkse gang van zaken niet altijd gevolg aan wordt gegeven,
wordt het de hoogste tijd om na te gaan hoe men zelf handelt. Dat geldt
voor iedereen persoonlijk, maar ook voor instellingen en organisaties zoals
onze Rabobankorganisatie.
Daarom zullen we eens nagaan hoe het daarmee staat voor wat de Onder
linge Waarborgmaatschappij Rabobanken G.A. (OWM) betreft.
Het begin
Spoedig na oprichting van zowel de
voormalige Raiffeisenbankorganisatie
als de Boerenleenbankorganisatie zag
men de noodzaak in van een waarborg
fonds danwel regelingen van gelijke
strekking om het hoofd te kunnen bie
den aan calamiteiten van allerlei aard.
De snelle groei van de beide instellingen
zal daaraan wel niet vreemd zijn ge
weest. Ook de omstandigheid dat voor
en door feilbare mensen werd gewerkt
voortvloeiende besluiten hebben de
enorme ontwikkeling van de beide bank
organisaties en thans de Rabobankorga
nisatie op niet geringe wijze onder
steund.
De vorm
Het lag voor de hand dat men koos voor
onderlinge waarborgfondsen om de ge
wenste regelingen vorm te geven.
In de grond der zaak is een onderlinge
waarborgmaatschappij immers niets an
ders dan een bijzondere vorm van coöpe
ratie. Het is hier het verzekeringsbedrijf
dat de vereniging ten behoeve van haar
leden uitoefent en het zijn verzekerings
overeenkomsten die de vereniging met
haar afzonderlijke leden aangaat.
De onderlinge waarborgmaatschappij is
echter in ons land door de wetgever
steeds buiten de coöperaties geplaatst,
omdat zij ouder is dan de latere coöpe-
ratievorm en zij zich nimmer van de be
naming 'coöperatief' heeft bediend.
Verder kleven er aan deze (coöperatieve)
vorm van verzekering enkele eigenaar
digheden, die voor haar bijzondere re
gels noodzakelijk maken, alhoewel er
anderzijds meer dan genoeg karakter
overeenkomst met de coöperatieve ver
eniging bestaat om voor beide ook ge
meenschappelijke regels in het leven te
roepen.
Reeds in de definitie van een onderlinge
waarborgmaatschappij treft men die ge
lijke elementen aan: een vereniging wel
ke ten behoeve van haar leden het ver
zekeringsbedrijf uitoefent en met de le
den voor gemeenschappelijke rekening
verzekeringsovereenkomsten sluit.
Het kenmerk van de coöperatieve ver
eniging en van de onderlinge waarborg
maatschappij ligt dan ook in de overeen
komsten, die de leden met de vereniging
aangaan.
Deze overeenkomsten zijn juridisch van
gelijke aard, als die welke de leden met
andere (rechts)personen aangaan.
De leden worden uit deze overeenkom
sten op volkomen gelijke wijze als ande
re schuldeisers en schuldenaren uit
overeenkomst gerechtigd en gebonden.
De inhoud
Na de keuze van de meest juiste juridi
sche vorm moest uiteraard datgene na
der worden gespecificeerd waarvoor
men waarborgen wenste te scheppen.
Daarnaast moesten ook die waarborgen
(lees verzekeringen) zodanig zijn dat ze
voordeliger voor de leden Raboban
ken) zouden zijn dan wanneer de leden
individueel die verzekeringen bij derden
zouden moeten afsluiten, er daarbij van
uit gaande dat uitsluitend risico's in aan
merking kwamen, welke de leden in de
uitoefening van het bankbedrijf liepen.
Men kwam daarbij al spoedig tot een
splitsing in twee groepen risico's.
Enerzijds die, welke als regel niet on
overkomelijk zijn, zoals beroving, oplich
ting, verlies tijdens transport, diefstal en
anderzijds die, welke het bestaan van
het lid in gevaar brengen en/of het ver
trouwen van de organisatie als geheel
schaden.
Het zal duidelijk zijn dat de tweede
groep veel ingrijpender risico's bevat
dan de eerste en daarom zeker een
voorziening behoefde.
Die hebben onze banken zich dan ook
geschapen in een regeling (zie Afdeling
B) waardoor calamiteiten onderling kun
nen worden opgevangen.
Toen de Raiffeisen- en Boerenleenbank
organisatie hadden besloten tot een vol
ledig samengaan in de Rabobankorgani
satie bracht dit vanzelf met zich mee dat
ook de waarborgfondsen werden sa
mengevoegd. Dat heeft dan geresul
teerd in de OWM voor wat de bovenbe
doelde risico's betreft.
Deze onderlinge is per 1 januari 1974
begonnen met een nagenoeg gelijk pak
ket aan waarborgen als de voormalige
waarborgfondsen kenden. Alleen de
wanprestatieverzekering welke men in
de Boerenleenbankorganisatie kende is
ingeperkt tot de z.g. beroepsaansprake
lijkheidsverzekering. Dit heeft tot gevolg
dat de eigen schaden van de leden, ver
oorzaakt door vergissingen van werkne
mers of beheerders, niet (meer) gedekt
zijn.
Dergelijke schaden kunnen geacht wor
den tot het normale bedrijfsrisico te be
horen.
De beide soorten van risico's heeft men
binnen de OWM echter administratief
gescheiden in een afdeling A en een af
deling B.
Op zich voldoet de OWM hiermede al
aan het in het hoofd van dit artikel ver
melde gezegde, maar ook als men de