de situatie
in het
schildersbedrijf
in bouwwerken bewijzen dat voor het
Drs. J. Chr. Egmond
Het aantal schildersbedrijven loopt
ieder jaar terug.
Fabrieken leveren steeds meer
bouwmaterialen af welke door de
schilder voorlopig geen bewerking
meer vereisen.
De materialen zijn zo goed
geworden dat de gemiddelde doe-
het-zelver er een redelijk resultaat
mee kan behalen.
Steeds meer mensen zijn het zelf
gaan doen vanwege de toegenomen
vrije tijd en natuurlijk vanwege het
prijsaspect.
Korte geschiedenis van het ambacht
Er zullen niet veel ambachten zijn aan te
wijzen die, zoals het schildersambacht,
op een geschiedenis van meer dan hon
derd eeuwen kunnen terugzien. Onge
twijfeld is het eerste gebruik van verf
door mensenhanden veel ouder dan bij
voorbeeld de zeepziederij, het leerlooien
of de bereiding van alcoholische dran
ken. Alleen de toebereiding van voe
dingsmiddelen zou misschien ouder zijn
dan de toepassing van verf.
De verfstoffen in die heel vroeger dagen
bestonden uit verschillende aardverf-
stoffen zoals ijzeroxyde, mangaanoxyde
met als bindmiddel dierlijk vet of bloed.
Verf werd toen terwille van de kleur ge
bruikt en niet om het nut. De oudst be
kende en bewaard gebleven aanwijzin
gen omtrent verfgebruik zijn te vinden in
een aantal grotten in het zuiden van Eu
ropa en in Afrika. Altamira in Spanje is
hier een goed voorbeeld van. De magi
sche betekenis van het schilderwerk,
jacht- en krijgstaferelen, volgde veelal
uit de voorstelling. Sindsdien zijn er vele
nieuwe gebruiksmogelijkheden bijgeko
men. De oudste aanleiding tot het ge
bruik van verf, het lichaam versieren,
vinden we nu nog terug bij een aantal
primitieve volkeren en ook in de vorm
van 'make-up'. Ook vinden we in de
oudheid voorbeelden van verf als be
schermer, namelijk de ark van Noach
werd van binnen en buiten met teer of
pek bestreken. In het oude Griekenland
kende men reeds tariefwerk. Inschriften
schilderen van grote oppervlakken een
loon van 5 obolen per strekkende voet
werd betaald.
Tot aan 1900 zijn, in vergelijking met de
periode daarna, weinig veranderingen
gekomen in de verfbereiding. De schil
der maakte de meeste produkten die hij
verwerkte nog zelf. Iedere schilder was
schilder-fabrikant.
De grondstoffen welke de schilder ge
bruikte waren precies zoals aan het be
gin van het schilderstijdperk, natuurlijke
produkten. Er is echter wel een verschil.
Aan het begin van deze eeuw kwamen
ze van over de hele wereld vandaan en
de variëteit was iets groter. Lijnzaad is
een van de belangrijkste basisproduk-
ten. Voor de bereiding van vernissen ge
bruikte men combinaties van lijnolie met
fossiele harsen. Als oplosmiddelen kwa
men uitsluitend in aanmerking terpentijn
en spiritus.
Als pigmenten gebruikte men, naast de
ook in de oudheid bekende aardverven,
chemisch bereid loodwit, zinkwit, litho
poon, loodmenie, lood- en zinkchroma-
ten en berlijns blauw. De buitenverven
bestonden rond 1900 nog uit loodwit en
lijnolie met droogstoffen en terpentijn.
Met de opkomst van massafabricage
ontstond de behoefte aan nieuwe snel-