het archief bankiers was het bekend, dat deze van het Wetboek van Koophandel, waarin de hiervoor reeds bedoelde be waarplicht gedurende een periode van 10 jaar is geregeld. Ter wille van de dui delijkheid geef ik de tekst van het eerste en het derde lid van artikel 6 volledig weer. Mr. Zwierenberg bespreekt in dit artikel een merkwaardige juridische complicatie, die zich voordoet als het archief in de vorm van een microfilm wordt bijgehouden. Over de technische kant van deze microfilm plaatsten wij een artikel in september van het vorig jaar. Bij de uitoefening van het bankbe drijf is het altijd een uitgemaakte zaak geweest, dat boeken en be scheiden, welke daarbij geprodu ceerd worden, bewaard moesten blijven. Dit is immer een onwrikbaar uit gangspunt, een bastion bijna, ge weest, waarop zelfs heden ten dage alleen schuchtere aanvallen worden gedaan. Ook aan de niet-juristen onder de bewaardrang ten nauwste samen hing met regels van bewijsrecht, terwijl evenmin onbekend was, dat er ergens een wettelijke regel be stond, waarin een bewaartermijn van 10 jaar was neergelegd. Een ge degen onderzoek naar de exacte in houd van de bestaande regels en de consequenties daarvan voor het bankbedrijf vond echter nauwelijks plaats. En waarom zou men ook. Ze ker was, dat je bij een bewaarperio de van 30 jaar altijd goed zat en waarom zou je dan risico's nemen door naar verfijningen te zoeken en bepaalde stukken eerder te vernieti gen. Mr. J. G. Zwierenberg, plaatsvervangend Hoofd Directoraat Juridische Zaken Het is bekend, dat de oorzaak van de ei genlijk nogal passieve opstelling ten aanzien van het archief voortsproot uit het feit, dat de omvang van een archief gewoonlijk zo gering was, dat ruimte vrijwel nooit een probleem was. De laat ste jaren is dit beeld evenwel volledig veranderd. De enorme groei van het bankbedrijf en niet in het minst ook de verandering in technieken en procedu res veroorzaakt een zodanige hoeveel heid papier dat thans vrijwel iedere bank met een archiefprobleem zit, waarbij alle gradaties van latent tot brandend voor komen. Een gevolg hiervan is geweest, dat het probleem vanuit verschillende invals hoeken werd aangepakt. In de Rabo bank van september 1975 is uitvoerig ingegaan op de oplossingen, die de techniek kan bieden door middel van de microfilm. Ook met betrekking tot de ju ridische aspecten is - zij het meer achter de schermen dan bij de commerciële microfilmtechnieken bij voortduring gezocht naar mogelijkheden om de praktische oplossingen ook juridisch te funderen. De uitkomsten zijn echter niet bijzonder spectaculair te noemen en kunnen dat eigenlijk ook niet zijn daar de bestaande procedures stoelen op een zeer gedegen wetgeving. En dat hiervan sprake is kan gerust worden aangeno men, zeker wanneer wordt bedacht, dat de huidige regels zich al meer dan hon derd jaar hebben weten te handhaven. Desondanks dient te worden voorko men, dat deze als statisch worden erva ren en bepaalde ontwikkelingen tegen houden. Zou daarvan sprake zijn, dan dienen ze nog eens kritisch bekeken te worden en zijn ze niet in staat de vereiste ontwikke lingen te volgen, dan dienen ze in het ui terste geval door een stuk nieuwe wet geving terzijde te worden gesteld. Onveranderde wet en onveranderde techniek In dit artikel zal ik niet proberen de ge hele problematiek aan de orde te stellen, maar ik zal er één aspect uit lichten. Dat betekent, dat ik niet zal ingaan op de be wijsrechtelijke aspecten van beschei den, doch in het bijzonder wil ik eens nagaan hoe de opstelling van artikel 6 Lid 1 leder, die een bedrijf uitoefent, is ver- pligt van zijn vermogenstoestand en van alles, wat zijn bedrijf betreft, naar de ei schen van zijn bedrijf aanteekening te houden op zodanige wijze, dat uit de ge- houden>aanteekeningen te allen tijde zij ne regten en verpligtingen kunnen wor den gekend. Lid 3 Hij is gehouden de boeken en beschei den, waarin hij overeenkomstig het eer ste lid aanteekening heeft gehouden, alsmede de balansen, de ontvangen brieven en telegrammen en afschriften van de uitgaande brieven en telegram men tien jaren lang te bewaren. Wanneer je zo'n bepaling bekijkt is er in feite nauwelijks ruimte om iets anders te concluderen dan dat het noodzakelijk is alles wat er dagelijks geproduceerd wordt ten minste 10 jaar te bewaren. Over de uit bewijsrechtelijk oogpunt - globaal genomen - noodzakelijke be waartermijn van 30 jaar praat ik hier niet. Een bewaarplicht gedurende 10 jaar levert in de praktijk al meer dan ge noeg problemen op. Het feit, dat in het civiele recht op overtreding van deze be paling, anders dan in geval van faillisse-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 24