Klein is nog niet mooi
Bij de instelling van de Grondbank werd de nadruk ge
legd op het structuurverbeterend effect dat deze finan
ciering van de grond door de overheid zou moeten heb
ben. De voorbereidende commissie, onder leiding van
de toenmalige directeur-generaal, ir. Wellen, sprak zich
er voor uit dat de bedrijven, welke voor financiering in
aanmerking kwamen, een behoorlijke omvang zouden
moeten hebben.
Hoewel de slogan 'klein is mooi' niet voor het moderne
landbouwbeleid geldt, is doorgaande schaalvergroting
ook niet meer de laatste wijsheid. Om deze reden heeft
het Bestuur van het SBL de toetredingsnormen van de
Grondbank verlaagd. Voor de jongere agrariër is nog
eens een extra verlaging doorgevoerd. Dit betekent
overigens nog niet dat elk structuurverbeterend effect
de jongeren is voorgelegd zo goed als geheel 'in eigen
huis' heeft proberen op te lossen. De fiscale wensen
werden afgewezen, omdat het repercussies voor ande
re zelfstandigen zou hebben. Misschien een reden voor
de agrarische jongeren om eens met andere toekomsti
ge zelfstandigen te gaan praten.
Verdeeldheid over grond
In de aprilvergadering van het Bestuur van het Land
bouwschap is er voor het eerst sinds lange tijd een ver
deeld standpunt uit de bus gekomen. Het gold de voor
stellen van de regering over de grondpolitiek, welke
ook in de landspolitiek een heet hangijzer vormen.
Een meerderheid van het Bestuur, d.w.z. de centrale
landbouworganisaties en de christelijke voedingsbond,
toonden zich resoluut in het afwijzen van het voorstel
is weggenomen en dat de Grondbank uitsluitend een
grondfinanciering door de overheid beoogt, zoals som
migen willen, doch in ieder geval is het een belangrijke
verruiming van de werking van dit instituut.
Doorgaan tot 65
De andere wijzigingen van de Grondbank betreffen de
duur van de erfpacht. Deze wordt meer aangepast aan
de werkperiode van de individuele ondernemer, waar
van wordt aangenomen dat deze op 65-jarige leeftijd in
ruste zal gaan. Op dat tijdstip zal dan nagegaan kunnen
worden of een opvolger de erfpacht al dan niet moet
krijgen en onder welke voorwaarden.
Minister Van der Stee heeft bij de eerste reactie op de
voorstellen van de jongeren steeds grote nadruk gelegd
op zijn verzoek aan de Rabobank om het systeem van
rentebijschrijving door te voeren. In het rapport van de
studiecommissie van het Landbouwschap wordt hier
over slechts aarzelend gesproken, omdat niet duidelijk
was hoe de fiscus hier tegenover stond. Wanneer im
mers de rente, welke bij de lening wordt opgeteld, niet
als kostenbestanddeel bij de inkomstenbelasting kan
worden afgetrokken, is het systeem minder aantrekke
lijk.
IMaar de toekomst
In ieder geval is nu, met de zegen van het Borgstel
lingsfonds, de mogelijkheid geopend om de financie
ringslasten van de jonge agrariër naar de toekomst te
verleggen, wanneer hij - naar men moet aannemen -
beter in staat zal zijn deze lasten te dragen.
Het geheel overziende moet men vaststellen dat de Mi
nister van Landbouw het probleem zoals hem dat door
tot wijziging van de onteigeningswet. Afgewezen werd
de wijziging van de onteigeningswaarde van de grond,
van de zogeheten werkelijke waarde (zeg: de markt
waarde) in gebruikswaarde. Men zag geen reden waar
om de eigenaar van grond een waardevermeerdering
van zijn eigendom aan de gemeente of, nog minder
aanvaardbaar, aan een andere toekomstige niet-
agrarische gebruiker zou moeten afstaan. Waardever
mindering van agrarische grond wordt niet of onvol
doende vergoed en ook andere vaste goederen, die in
waarde stijgen, vallen niet onder een of ander systeem
van afroming.
IMiet ver genoeg
Voor de meerderheid is het dus duidelijk dat het wets
voorstel niet kan worden aanvaard. Wel is men bereid
om een regel in de wet op te nemen die nu reeds in de
rechtspraak wordt toegepast waarbij waardevermeer
deringen veroorzaakt door overheidsinvesteringen niet
aan de onteigende mogen toevallen.
De minderheid, bestaande uit de voedingsbonden van
het NW en NKV (gefuseerd in het FMV), vond dat dit
laatste niet ver genoeg ging. In het schriftelijk inge
brachte minderheidsstandpunt wordt betoogd dat het
voordeel van een verandering van de bestemming van
de grond door de gemeente, niet aan de onteigende zal
mogen toevallen. Het politiek zo geladen begrip 'ge
bruikswaarde' werd hierbij niet genoemd.
Het gehele bestuur was het er over eens dat er een
plicht tot onteigenen zou moeten bestaan in het geval
de eigenaar van agrarische grond door overheidsplan-
nen de geldelijke opbrengsten en daarmede de waarde
van zijn grond zou zien verminderen. De minderheid
te schapen hebben er
wen weet van dat de
irondpolitiek een heet
vangijzer is.