geen cocon, maar glazen huis E E heeft: 'Mann sollte deshalb den Zinsfusz (rentevoet) niemals unter den gangbaren Wert setzen'. Onze organisatie is altijd iets bij zonders geweest. Dat is ze geluk kig nog! Het is niet zo maar een bankinstelling, die een door aandeelhouders bijeen gebracht kapitaal probeert rendabel te maken. Geen aandeelhouder is ooit aan de Rabobank te pas gekomen. Wel van het begin af aan een veelheid van men sen: boeren, ondernemers, particulieren en instellingen, die samen door coöpe ratie hun bankdiensten wilden laten ver zorgen. Dat drukt het stempel op onze banken: verbondenheid met de plaatse lijke gemeenschap, inspraak en mede zeggenschap van de betrokkenen zelf. Heel onze interne structuur met zijn democratische opbouw is gericht op een intensief contact met onze 'gebruikers en consumenten'. Het legt een extra verplichting op onze organen die verantwoordelijkheid dra gen. Maar juist daardoor mag onze orga nisatie geiden als de meest eigentijdse van de bankinstellingen! Dit moge even gezegd zijn vóór we ver der gaan. Want er hoort ook bij, dat we het niet vreemd vinden als er vragen en kritiek op ons afkomen, zelfs niet wan neer dat kritiek is die elke grond mist. Wij leven meer dan enige andere bankinstel ling in een glazen huis, dat wel al groter en ingewikkelder - onvermijdelijk - is geworden, maar dat door iedereen be keken mag worden. Zo wordt dan onze winst bekeken: f 181 miljoen schoon, plus nog f 139 miljoen, die toegevoegd wordt aan de voorziening voor bedrijfs risico's. Geen cent wordt weliswaar uit gekeerd aan derden of anonieme aan deelhouders, maar het is al met al toch maar een enorm bedrag. Kon dat niet wat minderMocht van de Rabobanken niet verwacht worden, dat ze, gezien die miljoenen winst, hun rentetarieven voor hun cliënten wat gun stiger hadden gemaakt? Zulke vragen zijn ook in het verleden al vele malen aan ons gesteld, vooral in tijden zoals nu, wanneer het bedrijfs leven het moeilijk heeft. Best te begrij pen, maar ze snijden geen hout, zoals een collega me heel simpel voorrekende. Als de toevertrouwde middelen f 36 mil jard belopen en er voor f26 miljard aan kredieten is verstrekt, terwijl de winst f 180 miljoen bedraagt, dan betekent dat alleen al een renteverschil van slechts V* - credit omhoog en debet omlaag - dat nauwelijks een zevende van die winst overblijft. In die orde van grootte j moeten wij, nog afgezien van fiscale aspecten, over deze zaken denken: een minieme rente-afwijking van een rijks daalder op f 1000 krediet en spaargeld, en je winstcijfer moet door zeven ge deeld worden. De Boerengroep Wageningen, in zijn Nieuwsbrief van februari, maakt het nog veel bonter. Hier geen kruimelwerk met kwartprocentjes, laat die Rabo alleen maar haar rente aan de boeren met 4 verlagen; het kost haar niks, behalve dan haar brutowinst. Toe maar, van een andermans huid is het goed riemen snij den. Het wordt langzamerhand wel tijd dat die Boerengroep zich eens echt in het bankbedrijf verdiept en in de verant woordelijkheid, die de Rabobanken ook voor de boeren voelen. Malle ideëen zijn amusant, maar om serieus genomen te worden moet er toch meer zijn. Zelfs al zou het waar zijn, waar de Boe rengroep van uitgaat, dat de Rabobank 'van en voor de boeren'zou zijn, dan nog zou het meer dan lichtzinnig zijn om bij de Rabobank niet ieder jaar voor een redelijke winst te zorgen. Anders konden de boeren hun bank binnen korte tijd wel helemaal afschrijven: een bank bestaat i slechts bij de gratie van de 'grote drie': i solvabiliteit, liquiditeit en rentabiliteit. Juist wij, Rabobankorganisatie, relateren daarom onze winst niet aan het eigen vermogen - het gaat ons a/s coöperatie niet om het dividend - maar aan de be drijfsomvang, het balanstotaal. Daarmee moeten onze reserves gelijke tred hou den; reserves, die alleen maar uit de winst gevoed worden. En dat is een hele toer. Winst willen we graag als een soort noodzakelijke kostenpost beschouwen, maar juist omdat hij noodzakelijk is mo gen we blij zijn dat nu de financierings risico's al groter worden de stijging van de winst in 1975 niet achter gebleven is bij de groei van de bedrijfsomvang. De Boerengroep moge hierover nog eens nadenken. Van wie is de RabobankBeslist niet alleen 'van en voor de boe ren'. Dat is ze principieel nooit ge weest, zelfs niet in de allereerste begin tijd toen veelal praktisch alleen boeren lid waren. De Rabobank is van een grote veelheid: óók van boeren, óók van mid denstanders, van kleine en grote onder nemers, van werknemers en werkgevers, particulieren en rechtspersonen, van allen die lid en cliënt van de bank zijn. Geen enkele groep heeft als zodanig een claim om ten koste van een andere groep - door een lagere debetrente - bevoor deeld te worden. Dat is geen nieuwe gedachte. Je vindt hem al bij Raiffeisen zelf. En als zo'n groep, boeren of anderen die het tegen woordig moeilijk hebben, mocht menen dat wij maar ver onder de marktrente moeten gaan werken (gesteld dat we dat zouden kunnen) dan mogen ze beden ken, dat Raiff eisen al meteen geschreven Elke waar, ook het geld, heeft zijn waar de. Dat wist Raiffeisen en dat weet iedere bankier. De jonge boeren in Bar- neveld begrepen dat beter dan de Boe rengroep in Wageningen. Hun verlangen was niet gericht op een aparte lage rente bij onze banken, maar op versoepeling van financieringsmogelijkheden, vooral om bij overname van een bedrijf de aanvangslasten niet te zwaar te laten drukken. Daar kunnen we over praten. We zullen het serieus overwegen, al weten wij net als de jonge boeren dat ook versoepeling het eigenlijke pro bleem niet oplost. Maar hier ligt het ter rein waarop wij ten volle 'van en voor de boeren' zijn, net als 'van en voor' alle andere groepen, die met goede financie- ringsvoorwaarden geholpen kunnen wor den. Op dezelfde wijze is er in onze jong ste Centrale Kringvergadering onmiddel lijk bereidheid geweest te bezien of de kredietregelingen onder garantie van onze eigen Onderlinge Kredietverzeke ringsmaatschappij mogelijk verruimd en goedkoper gemaakt kunnen worden. Daarvoor werd gepleit in het belang van met name jonge ondernemers, jonge boeren en mensen die naar een eigen woning verlangen. Neen, onze organisatie leeft niet in een cocon, besloten in zichzelf. Ook niet met haar internationale activiteiten. Dat is nog zo'n onderwerp, waarover we nog wel wat hadden willen zeggen. Men leze deze keer maar wat daarover in de WOB- rubriek staat. Op de Centrale Kringverga dering zei professor Vlak het heel indrin gend: het buitenlands bedrijf is niet onze eigen keuze, het is een verplichting, het hoort er gewoon bij voor onze cliënten. En dat is voor ons doorslaggevend. JRH

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 9