om ook het eerder genoemde huwelijk
tussen liquiditeit en rentabiliteit niet
vroegtijdig in een echtscheiding te zien
eindigen. Het is dan ook niet verwonder
lijk dat Centrale Rabobank vanuit deze
gezichtshoek in contact treedt met een
supra-nationale instelling als de Wereld
bank.
Ook vanuit een geheel ander gezichts
punt is deze transactie verklaarbaar.
De coöperatie heeft de belangenbeharti
ging harer leden immer hoog in haar
vaandel geschreven. Hoe meer onze
organisatie zich naar deze lijfspreuk richt,
hoe meer zij dwars door alle maatschap
pelijke en economische sectoren heen
betrokken raakt in het Nederlandse ge
beuren. Is het denkbaar dat deze organi
satie haar dienstbetoon uitbreidt, zonder
daarbij actief een rol te spelen in de
internationale geldstroom, nu ongeveer
42 van ons bruto nationaal produkt uit
internationale handel bestaat, waarvan
20 nog wel een agrarische oorsprong
heeft? Onze organisatie meent van niet,
en is daarom zeer bewust op weg haar
internationale dienstbetoon volledig en
volwaardig te maken. Dat betekent niet
alleen op de fiets stappen en trappen,
maar ook op de kaart kijken, de banden
oppompen en de lichten controleren.
Laat ons nog eenmaal naar het ontstaan
van de Rabobankorganisatie teruggaan.
Wij zijn begonnen met een zeer speci
fieke taak, in een zeer specifieke sector
van de Nederlandse economie. De ont
wikkeling van de Nederlandse landbouw
is thans niet meer los te denken van de
ontwikkeling van de wereldmarkten en
ook van vele ontwikkelingslanden, welke
nu eens afzetgebied dan weer toeleve
rancier van grondstoffen, of zelfs een
combinatie van beide zijn. Wij als bank-
organisatie kunnen daar niet aan voorbij
gaan en zullen daar dan ook zeker onze
eigen rol in moeten spelen. Zoals u zult
weten is de Wereldbank juist opgericht
In deze kolom in het januarinummer ben
ik ai ingegaan op de ogenschijnlijk grote
winst van onze organisatie.ik heb er toen
ai op gewezen dat de versterking van het
eigen vermogen uit deze winst ten zeerste
nodig is ten einde het eigen vermogen
voldoende te versterken om de groei van
het bedrijf bij te houden. Een belangrijke
oorzaak hiervan is de inflatie. Deze geeft
in ieder bedrijf grote zorgen, ook in onze
coöperatieve bankorganisatie. Een ander
gevolg van de inflatie is de enorme
kostenstijging die op de omvang van de
winst natuurlijk haar invloed heeft en die
zorgen voor de toekomst geeft. Wij zullen
dóór onze organisatie heen al het moge
lijke moeten doen om de kosten zo sterk
mogelijk te drukken. Binnen de Centrale
Bank wordt, naast alles wat hieraan al
gedaan wordt, ook een directe kosten
toerekening en daardoor een nog betere
kostenbewaking opgebouwd. De kosten-
doorberekening aan de lokale banken zal
dan ook versterkt worden zij het dat hier
geleidelijkheid toch wel op haar plaats is.
Ik zal op die ontwikkeling nu niet verder
ingaan, maar zou er op willen wijzen dat
wij de ontwikkeling ook moeten zien in
het raam van wijzigingen van externe
aard. Als ik het wat anders mag uitdruk
ken zou ik zeggen: wijzigingen van het
milieu waarin wij moeten werken. Ik wil
hier enkele punten uit naar voren bren
gen. Ik denk dan in de eerste plaats aan
de komende Postbank die door dit Kabi
net zeker zal worden voorgesteld. De
Minister van Financiën heeft hiervoor
reeds enkele malen in het openbaar
argumenten gebracht. Zijn hoofdargu
ment, namelijk dat de concentratie in het
bankwezen de concurrentie-omstandig-
heden zo zou kunnen beïnvloeden dat
hier een andere kracht ingebracht moet
worden, acht ik bepaald onjuist, leder die
in het bankwezen werkt weet dat in de
periode van verdergaande concentratie
in het bankwezen de onderlinge concur
rentie ook steeds scherper geworden is.
Er zou nog begrip voor op te brengen zijn
wanneer de minister zegt dat een Rijks
spaarbank ook bepaalde diensten in het
retailbedrijf moet kunnen verrichten. Ook
hier zet ik een vraagteken bij maar toch
niet zó uitgesproken als bij het hoofd
argument van de minister. Ik laat in het
midden of er andere, niet genoemde,
achtergronden zijn. Tekenend in dit ver
band is wel dat van bepaalde vakbonds
zijde getracht wordt de leden van vak
bonden naar de gelddiensten van de PTT
te drukken met het argument dat betaal
kaarten beter zijn dan eurocheques: het
is duidelijk dat ook hier aan de komende
Postbank is gedacht.
Tegenover pogingen om tot een staats
bank te komen dienen wij niet alléén
onze serviceverlening en ons kosten
bewustzijn verder te versterken. Wij
moeten ons bewust zijn en blijven dat de
structuur, juist van onze coöperatieve
banken, ons hier een krachtige positie
ook tegenover een staatsbank biedt. Een
andere factor uit dat 'milieu' is namelijk
dat wij leven in een tijd waarin om
medezeggenschap en om invloed, om,
wat ik dan een minder fraai woord vind,
'inspraak' wordt gevraagd. De structuur
die de coöperatieve banken zich aan het
eind van de vorige eeuw hebben aange
meten bestaat nog altijd.
In een tijd van toenemende medezeg
genschap is dat een structuur die nu
weer zeer modern wordt. Ik geloof dat
wij ons dat bewust moeten zijn om ons
te realiseren dat wij daarin toch wel
kracht kunnen vinden. Dat wil niet zeg
gen dat wij de zaken onveranderd moe
ten laten. Wij moeten in een ontwikke
ling meegroeien om slagvaardig op te
treden in een dienstverlening die zich ook
moet aanpassen. Maar ook wanneer wij
de grote kracht die uit onze coöperatieve
structuur voortvloeit willen bundelen om
die nog groter te maken - en hier denk
ik aan het structuurrapport dat nu op
nieuw in bewerking is dan moeten wij
er voor waken dat wij aan het wezenlijke
van onze coöperatieve structuur niets
wijzigen. Ook wanneer een meer gebun
deld beleid - ik geef hieraan de voorkeur
boven de term geïntegreerd beleid -
noodzakelijk is, dienen wij de plaatselijke
verantwoordelijkheid van de bestuurders
en daarmede hun grote betrokkenheid
bij het werk van onze banken voor de
gemeenschap waarvoor zij werken, on
aangetast te laten. Dit wil niet zeggen
dat onze plaatselijke banken er op mo
gen staan om zonder overleg en bemoei
ing van de rest van de organisatie te
werken. Wanneer ik schrijf over de eigen
verantwoordelijkheid van de bestuurde-
ren van plaatselijke banken, waaruit
zelfwerkzaamheid voorv/oeit, dan kan
naar mijn overtuiging die verantwoorde
lijkheid alleen gedragen worden als wer
kelijk lid van een sterke organisatie. Dit
betekent dat men maatregelen van de
organisatie, belichaamd in de Centrale
Bank, overneemt. Daarom is het goed
dat de 'inspraak' van de leden bij de
Centrale Bank nog groter is dan bij de
plaatselijke banken.
In deze moderne ontwikkeling, niet al
leen naar een staatsbank, maar ook naar
groter overheidstoezicht past dit even
zeer als in een veranderende gedachten-
gang van de mensheid die ook zelf
invloed wil uitoefenen. Naar mijn smaak
wordt de roep om medezeggenschap erg
overtrokken; wellicht is het mijn leeftijd.
Maar ook aan diegenen die hetzelfde
gevoel hebben wil ik toch voorhouden
dat de gedachtengang die naar die wens
van meer invloed leidt, onontkoombaar
is. Men zal niet alleen persoonlijk zich
daarbij moeten aanpassen, maar ook in
het werk, ook in een coöperatieve orga
nisatie. Daarin zullen wij onze kracht
moeten zoeken en bewust ook uit dat
oogpunt onze positie moeten versterken
in de ontwikkeling die ik in het begin van
deze kolom geprobeerd heb te schetsen.
A. J. Verhage