voorkeursrecht voor gemeenten en gebruikswaarde bij onteigening Op 4 december 1975 werden bij de Tweede Kamer twee nauw met elkaar verwante wetsontwerpen in gediend. Terwijl het ene wetsont werp betrekking heeft op het voor keursrecht voor gemeenten bij de verwerving van onroerend goed, be vat het andere wetsontwerp een wijziging van de Onteigeningswet ten aanzien van de waardebepaling van onroerend goed. Het voorkeursrecht De voorgestelde wettelijke regeling van het voorkeursrecht is volgens de Memo rie van Toelichting bedoeld om de ge meenten steun te bieden bij hun aan koopbeleid, dat tot nu toe doorkruist kan worden door aankopen van andere be langstellenden. Om dit in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen is er thans een voorkeursrecht gecreëerd, dat de gemeenten voorrang geeft in het met betrekking tot onroerend goed bestaan de rechtsverkeer. Een eigenaar, die zijn onroerend goed wil vervreemden, zal straks de gemeente van zijn voornemen op de hoogte moe ten brengen door haar een opgave te verstrekken van het object, dat hij wenst te vervreemden. Deze aanbiedingsplicht van de vervreemder geldt echter uitslui tend indien aan hieronder nader uiteen gezette voorwaarden is voldaan. Op grond van het haar dan toekomend voorkeursrecht is de gemeente gerech tigd het onroerend goed tegen een door partijen in onderling overleg te bepalen prijs te kopen. Opmerking verdient, dat niet alle onroe rende goederen onder de werking van het voorkeursrecht vallen. De wettelijke regeling zal alleen gelden ten aanzien van gronden waarop een bestemmings plan dan wel een structuurplan rust, dat in grote lijnen de toekomstige bestem mingen aangeeft. Daarnaast is voor het bestaan van een voorkeursrecht echter ook vereist, dat de gemeenteraad de gronden bij een be sluit, dat volgens bepaalde voorschriften bekend moet worden gemaakt, aanwijst als gronden, die onder het voorkeurs recht vallen. Indien het aanwijzingsbe sluit op een structuurplan betrekking heeft, behoeft het ook nog de goedkeu ring van gedeputeerde staten. Ten aan zien van gronden, waarvan het feitelijk gebruik niet afwijkt van de daaraan gegeven planologische bestemming kan geen aanwijzingsbesluit worden geno men, zodat de gemeente geen voor keursrecht op deze gronden kan claimen. Indien de eigenaar van een woonhuis, dat in een in het bestemmingsplan als woongebied aangegeven grondgebied gelegen is, dit huis wil verkopen, kan hij daartoe derhalve overgaan zonder dat hij zich hoeft af te vragen of de gemeente een voorkeursrecht heeft. Overigens behoeft het voorkeursrecht toch niet altijd te berusten op een besluit van de gemeenteraad. Ook aan Burge meester en Wethouders wordt de gele genheid geboden ongewenste aankopen door anderen te voorkomen en wel gedurende een aantal maanden na de terinzagelegging van een ontwerp be stemmingsplan of structuurplan. Kort samengevat bestaat de daartoe opgestelde regeling hierin, dat Burge meester en Wethouders in die periode aan de gemeenteraad kunnen voorstel len een aanwijzingsbesluit te nemen. Daarbij wordt het voorstel gekwalificeerd als een tijdelijk aanwijzingsbesluit indien aan de daartoe in de wet gestelde eisen is volstaan. Dit aanwijzingsbesluit is tijdelijk omdat het slechts kan gelden voor maximaal zeven maanden, daar de Wet op de Ruimtelijke Ordening van dit maximum uitgaat voor de termijn, die mag liggen tussen de nederlegging ter inzage en de vaststelling van het be stemmingsplan. Ook al is aan alle hierbovengenoemde voorwaarden voor de gebruikmaking van het voorkeursrecht door de gemeente voldaan dan behoeft toch nog niet bij iedere vervreemding eerst aan de ge meente de mogelijkheid om te kopen te worden gegeven. In het wetsontwerp is namelijk een aantal uitzondéringen op de aanbiedingsplicht opgesomd, zoals bij voorbeeld de verkoop door de hypo theeknemer, die het beding van eigen machtige verkoop heeft gemaakt (1225 B.W.) en de vervreemding, die is geba seerd op een overeenkomst tussen be paalde bloed- of aanverwanten en de vervreemding ingevolge een uiterste wilsbeschikking. Anderzijds is het voor- Mevr. mr. M. J. A. Schlösser-Laval, Juridische Zaken Centrale Bank keursrecht niet alleen van toepassing bij de vervreemding van de volle eigendom, maar ook bij overdracht of vestiging van het recht van opstal, erfpacht, beklem ming of vruchtgebruik. Gang van zaken na kennisgeving aan gemeente Nadat de vervreemder de gemeente in kennis heeft gesteld van zijn voornemen tot vervreemding over te gaan, zal hij er zo spoedig mogelijk van op de hoogte gesteld willen worden of de gemeente van haar voorkeursrecht gebruik maakt. Blijkens het wetsontwerp dient de ge meente dan ook binnen twee maanden nadat de vervreemder aan zijn aanbie dingsplicht heeft voldaan, aan hem- mede te delen of zij van haar voorkeurs recht gebruik maakt. Zowel indien de vervreemder van de gemeente bericht ontvangt, dat zij niet tot aankoop zal overgaan als wanneer de vervreemder binnen bovengenoemde termijn van twee maanden geen bericht ontvangt, kan de vervreemder geduren de twee jaren het onroerendgoed aan

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 30