famr/fA 1/7// ff// Affkkf/f rondom besluiten over landbouwprijzen doch deze rechtstreeks naar de interventiebureaus van de overheid brengen. Voor granen zou in de ogen van de heer Lardinois de z.g. kleeftarwe als bewijs dienen: de kwaliteit van deze tarwe ligt beneden de gemiddel de kwaliteit, maar is voor de producent aantrekkelijk omdat de interventiebureaus een vaste prijs betalen en de kilogramopbrengst per hectare relatief hoog is. Op deze manier roept de overheid met het ingrijpen in de markt inefficiënte produkties op. Er zijn twee manieren om aan deze problemen het hoofd te bieden: een meer gedetailleerde regeling welke het ongewenste effect wegneemt of een terug trekken van de overheid zodat de betrokken sector weer aan zijn lot wordt overgelaten. De heer Lardinois is kennelijk een voorstander van de laatstgenoemde aanpak. Daarom stelde hij voor om de interventie voor melkpoeder voor de komende winter te laten vervallen en te volstaan met een veel globaler systeem; dit voor stel werd overigens niet door de Raad aanvaard. De Raad stelde echter wel een relatieve verlaging van de interventieprijs voor melkpoeder vast. Een zelfde terug trekkende beweging wilde de heer Lardinois maken voor de mindere kwaliteit tarwe; het resultaat was een daling van de interventieprijs met 7 zij het dat de stijging van de maïsprijs met 8,5 tot gevolg heeft dat de waarde van tarwe voor voederdoeleinden met enkele procenten zal toenemen. Overigens blijft het onderscheid tussen tarwesoorten naar hun ge schiktheid voor voeder of voor brood een technisch nog niet opgelost probleem. Medefinanciering Met de verhoging van de melkprijs in twee etappes (3,7 in het voorjaar en 4,5 in het najaar) en een relatief minder grote toename van de prijs van magere melkpoeder is het probleem van de voorraden niet opgelost. De Commissie had daarvoor naar een ander middel dan de prijs gegrepen, nl. het mengen van melkpoeder in veevoer. Aanvankelijk werd gedacht aan een rechtstreekse verplichting, maar dat bleek juri disch niet mogelijk en daarom werd een financiële dwang voorgesteld. Dit laatste is de z.g.cautieregeling waarbij alle veevoer met een heffing wordt belast (in de meeste gevallen bij invoer uit niet-EEG-landen) welke wordt terugbetaald aan de fabrikant van meng voeder wanneer deze een bepaalde hoeveelheid melk poeder in het voer gebruikt.De melkpoeder wordt wel ter beschikking gesteld voor een lagere prijs dan die welke voor menselijke consumptie wordt gebruikt, maar de prijs ervan is hoger dan die van vergelijkbare voedergrondstoffen. Het eind van het liedje is dan ook, dat het komende halfjaar waarin deze regeling geldt, het voer duurder zal zijn en de varkens- en pluimvee houders zullen de gevolgen daarvan moeten dragen. Voor de laatsten is immers de consument de bepaler van de prijs en die trekt zich nu eenmaal weinig aan van de stijging van de kosten van zijn leverancier. Op deze wijze betaalt de veredelingssector mee aan de kosten van het zuivelbeleid. Wanneer men bedenkt, dat ditmaal ook de maïsprijs relatief sterk is verhoogd, dan kan men begrijpen dat de houders van varkens en pluimvee bepaald niet gelukkig zijn met de jongste prijsbesluiten. Deze vorm van medefinanciering kon nog weieens een staartje krijgen in een tijd dat de prijzen van varkensvlees, pluimvee en eieren sterk gaan dalen. In zulke - regelmatig voorkomende ge vallen - zal er dan ongetwijfeld een eis om verder overheidsingrijpen op tafel worden gelegd. Overigens is niemand gelukkig met deze vorm van medefinanciering van de afzet van voorraden door de landbouw. De Amerikanen niet, omdat zij hun afzet van veevoer naar de Gemeenschap zien aangetast; de voor hen ingestelde opslagvergoeding van veevoer, waardoor de aankopen voorlopig door zouden kunnen gaan, geeft volgens hen te weinig soulaas. Ook de Ministers van Landbouw niet, omdat zij de vragen van hun veredelingsproducenten moeilijk kunnen beantwoorden. Afgesproken is dat de melk producenten zelf zullen moeten gaan meebetalen aan de afzet van hun overschotten. Op welke manier dat zal moeten, weet nog niemand. Naar zulke televisieprogramma's kijkt een volwassen vent natuurlijk niet. De man van zes miljoen heeft u dus - net als ik - nooit van uw leven bewust gezien. Maar omdat u - evenals ik overigens - eens een keertje per ongeluk in de huis kamer was toen uw kinderen voor de beeldbuis zaten of uw stokoude grootmoeder, weet u heel toevallig waarover die serie handelt. Een geheugensteuntje voor alle zekerheid. Het is een soort superman, die moeilijke klusjes opknapt voor een zeer geheime dienst. Hij is ooit danig beschadigd geraakt bij een ruimtevlucht en tijdens de herstelwerk zaamheden heeft men in zijn lichaam een aantal gezellige extraatjes ingebouwd, waardoor hij heel wat meer kan dan u en ik en de melkboer. Hij is bionisch geworden en dat houdt dan in, dat hij bij dag en nacht uitermate scherp kan zien en ook de andere zintuigen naar believen kan instellen van nul tot oneindig. Verder heeft hij een enorm uithoudingsver mogen, tilt met een slap handje een auto op en loopt de 1000 meter in een tijd, die zelfs onze schaatsers zou doen verbleken. Kortom een handig mannetje om in de buurt te hebben, als-ie tenminste je vriend is. Eigenlijk ben ik ietwat jaloers op die bionische figuur. De Man van Zes Miljoen - het zou de naam kunnen zijn van een kassier van een bankje met een balans totaal in die orde van grootte. Een mannetje als ik dus. En er zou wei wat te zeggen zijn voor een bionische bankdirecteur. Met m'n bionische oren ving ik elk gerucht op en ik wist altijd even eerder wiens financiële positie wankel zou worden. Voor mijn supersonisch snelle vingers was het tellen van de kas een slechts enkele seconden vragende bezigheid, waarbij kasverschillen nooit be stonden. Rappe benen maakten fiets of auto overbodig bij het afrennen van die plaatselijke bestuurs- en commissievergaderingen. Mijn neus rook een goede zaak op kilometers afstand en dat kwam vooral tijdens de veemarktzittingen erg goed van pas. Het tele- scopisch oog zag al van verre de moeilijke klant komen met zijn ingewikkelde financieel-technische proble men. Wrroemmmm Bionisch snel graaide ik in het archief alle stukken bijeen, vloog er even doorheen en toen de deur openging, stond ik klaar met mijn kunstgrijns om de lippen en alle relevante gegevens in het kopje. Het infrarode oog zou 's nachts kluisbeveili- ging overbodig maken en trouwens wie zou er nog een kluis nodig hebben, als je toch het hardst kan lopen van allemaal. Ik zie het wel zitten zo'n bionische bankdirecteur. Maar ja, tegen die tijd zouden ze bij de Centrale Bank waarschijnlijk ook bionische circulaireschrijvers heb ben. En daar moet ik toch liever niet aan denken. Cas Sier

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 14