vette en magere jaren? 7 strekt zich telkens over rond 50 jaar uit. De vreemde naam las ik voor het eerst in ons blad. Dat was toen drs. Van der Meer verleden jaar septem ber de z.g. Kondratiefl-cyclus ter sprake en in beeld bracht. Volgens Kondratielf ver toont de conjunctuur door de tijden heen een grote lange golibeweging. Zo'n golf Gedurende de eerste 20 a 25 jaar beweegt hij zich omhoog en als hij zijn top bereikt heeft volgt de neerwaartse beweging, tot dat we over 20 a 25 jaar weer in het dal zijn beland. Daarna begint het opnieuw, een periode van grote welvaartstoeneming ge volgd door een van stagnatie, althans van verminderde welvaartstoeneming. Dat heeft me geweldig geïntrigeerd. De golibeweging is zó sprekend, klemmend haast, dat ik het waag er iets over te schrij ven, ook al ben ik geen econoom en is de conjunctuurleer een gesloten boek voor mij. Ik heb namelijk gemerkt, dat de mij tot voor kort onbekende Kondratielf tegen woordig nogal actueel is. Zonder er naar te zoeken ben ik deze Russische naam sinds september herhaaldelijk tegengekomen. Opmerkelijk vond ik al meteen, dat Kondra tielf zijn golftheorie reeds in 1926 publi ceerde. Je denkt dan, dat het wel inlegkun de zal zijn geweest om de hele 19e eeuw en nog een stukje daarvoor netjes in een aantal grote conjunctuurgolven vast te leg gen. Maar frappant wordt het als je ziet, dat het conjunctuurverloop sinds 1926 tot vandaag precies de voorspelde golfbewe ging volgt. Dr. J. G. Post schreef er een boeiend artikel over met als ondertitel: „de feiten blijken te kloppen met de theorieën". KDie stelling wordt door bekende eco nomen onderschreven, niet alleen door dr. Post, maar ook door bijv. dr. Witteveen, onze oud-minister van finan ciën, die nu directeur is van het Internatio nale Monetaire Fonds. Andere geleerden zullen ongetwijfeld wel hun reserves heb ben, maar ik neem maar aan dat het waar is: de leiten kloppen met de theorieën. Dat zou dan naar mijn lekenmening enorm veel impliceren. We zouden ongeveer in de positie zijn als Jozef in Egypte die Farao de zeven vette en de zeven magere jaren voor spelde. Want als de lange golibeweging" van Kondratielf, Schumpeter, Witteveen e.a. blijft kloppen, weten we over hoeveel jaren we de top of het dieptepunt van de con junctuur bereiken. Wat kan een knappe econoom met die vóórwetenschap niet doen! Regering, bedrijfsleven en ook het grote publiek zouden zich kunnen voorbe reiden op wat komen gaat. Hersenschim men? Ik weet het niet, maar bekende eco nomen, o.a. de reeds genoemde dr. Post in een recent artikel van de NRC-Handelsblad, nemen bij hun oordeel over de toekomst de lange golftheorie zeer serieus. En dat oordeel is dan niet al te zonnig. Vol gens de theorie zijn we momenteel na zo'n 25 jaar van zeer snelle welvaartstoeneming net over de top heen. We moeten er nu op rekenen, dat de vermeerdering van de wel vaart niet langer versneld zal gaan, maar in de komende decennia, zeg tot ongeveer het jaar 2000 allengs verder zal vertragen. Daaraan doet niet af - als ik het goed be grepen heb - de z.g. korte golibeweging, die evenals de lange in de conjunctuur is ontwaard. Perioden van opleving en ver slapping (recessie) wisselen elkaar ook met een zekere regelmaat af. Zo'n korte golf, dus opgang en neergang, duurt ongeveer vier en een half jaar. Wat dat betreft is er op korte termijn meer reden tot optimisme. Want na de recente periode van recessie zijn er thans weer symptomen, die op her stel, een „aantrekken van de conjuctuur" mogen doen hopen. De lange golf, die van Kondratielf, zal echter niet aantrekken, maar dalen. Ik kan me voorstellen, dat we dat misschien eerst goed merken, wanneer die daling samenvalt met een periodieke daling van de korte golf. Gelukkig is er bij alle theorie ook iets geruststellend. Des kundigen, die de lange golftheorie aanhan gen, zeggen nl. dat we ons niet hoeven in te stellen op dezelfde dramatische ver schijnselen als b.v. de dertiger jaren te zien gaven. We weten nu meer, de omstandig heden zijn anders en het instrumentarium is veel meer toegespitst om de gevolgen van een langdurige depressie op te vangen. tieff-curve. Weer anderen attenderen op ge beurtenissen als oorlogen, bijv. de val van Napoleon, de beide wereldoorlogen. Nog interessanter wordt het wanneer de oorzaak gezocht wordt in uitvindingen, in novatiesdie telkens een nieuwe conjunc turele opgaande beweging in gang zetten: nieuwe productietechnieken in de Engelse katoenindustrie (2e helft 18e eeuw), spoor wegaanleg (midden 19e eeuw), elektriciteit en benzinemotor (begin deze eeuw) en dan vlak na de laatste wereldoorlog de automa tiseringstechnieken. Er zal allemaal wel iets in zitten. Bevredi gend vind ik die verklaringen niet helemaal. Ik blijf zitten met de vraag naar oorzaak en gevolg. Wat zet telkens die curve aan de gang? Zijn dat alleen economische facto ren? Zo ja, dan is er wat aan te doen. En die innovatieswaarop zouden die net om de 50 jaar moeten verschijnen, althans in gebruik moeten worden genomen? Gezien de „ijzeren" regelmaat van de curve, wil dat er bij mij niet erg in. Misschien - het is maar een vage gedachte - zouden we voor een ver klaring nog heel ergens anders moe ten zoeken. Het zou ook een onderzoekter rein voor de niet-economische wetenschap pen kunnen zijn: de sociologie, de psycho logie en misschien zelfs de filosofie. Want als de helft van de curve - opgang of neer gang - 25 jaar duurt, valt dat merkwaardi gerwijze samen met wat wij een generatie noemen.-De echt actieve, krachtige jaren van een mens zijn ongeveer 25 jaar. Als hij Zij die een lange periode van geringe wel vaartsgroei voor ons zien liggen, verwach ten dat we de gevolgen daarvan veel beter dan vroegere zullen kunnen verwerken. Als ze gelijk hebben, meen ik dat we na de lan ge jaren van snelle welvaartsstijging ons in ieder geval wel mentaal op „andere" tijden zullen moeten leren instellen. Als de wel- vaartskoek lange tijd niet veel groter wordt, schept immers de verdeling al meer moei lijkheden. De huidige geschilpunten rond het Nederlandse economische, sociale en politieke beleid zouden daar al op kunnen wijzen. Oog in oog met de feiten, kun je die lange golfbeweging m i. moeilijk ont kennen. En dan komt vanzelf de vraag bij je op, waarom is die beweging er, wat is de eigenlijke oorzaak? Ik las er verklaringen voor. Sommige eco nomen wijzen er op dat perioden van grote investeringen en van kapitaalschaarste el kaar noodwendigafwisselen. Anderen wezen op het stijgen en dalen van groot- handelsprijzen, bijv. granen. Als je van der gelijke verschijnselen curves maakt, vor men ze het spiegelbeeld van de Kondra- daarin zijn top heeft bereikt, komt er een gevoel van voldaanheid, „het hoeft alle maal niet meer zo nodig". De aandacht ver schuift naar consolidatiebehouden wat je hebt. Gesteld, dat dat ook op de grote menselijke economische gemeenschap toe gepast kan worden, dan is na het bereiken van een conjuncturele top ook niet te ont komen aan het adagium stilstand is ach teruitgang". Gaat echter - ongemerkt - de zaak een hele tijd achteruit, ziet men de hoop op een „opleving-als-van-zelf" al meer verschrompelen, dan grijpen de men sen, een nieuwe generatie, met nieuwe durf naar nieuwe middelen om met een schone lei uit de diepe bocht te komen en met enthousiasme weer omhoog te krabbelen. Zo'n verklaring zou voor de oorzaak dus verband leggen met de menselijke natuur. Dat lijkt niet al te aantrekkelijk, want die natuur is moeilijker te beïnvloeden dan eco nomische verschijnselen. Voorlopig zal hier het laatste woord nog wel niet over gespro ken worden, maar ik zal in ieder geval nieuwsgierig blijven hoe de conjunctuur zich in de komende jaren zal ontwikkelen. J. R. H.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 9