wob
wob
wob
wob
4
welke er mei de tarieven voor kredieten in
naar aanvoer van grondstoffen een gebied,
dat een provincie, een regio of zelfs het
gehele land omvat.
Een belangrijk aspect van de financiering
van bedoelde ondernemingen is dikwijls,
dat hiervoor een verlenging van het betaal-
circuit binnen onze totale organisatie
wordt verkregen. Om een voorbeeld te noe
men: de veehouders leveren de door de
koeien geproduceerde melk aan een pri
maire zuivelcoöperatie. Deze zuivelcoöpe-
ratie verwerkt de aangevoerde melk tot
produkten, zoals bijvoorbeeld kaas, boter
en melkpoeder. Via een zuivelverkoopver-
eniging worden deze produkten afgezet in
binnen- en buitenland.
De van debiteuren ontvangen betalingen
komen bij de Centrale Bank binnen (begin-
circuit), worden gecrediteerd op de reke
ning van de zuivelverkoopvereniging, die
op haar beurt de betaling van de produk
ten (kaas, boter en melkpoeder) vergoedt
aan de primaire zuivelcoöperatie (rekening
houder bij de Centrale Bank of een aange
sloten bank), welke uiteindelijk de veehou
ders betaalt, die rekeninghouder zijn bij
de plaatselijke Rabobanken.
Het is zeer goed denkbaar, dat er ook bui
ten de coöperatieve sector middelgrote en
grote ondernemingen zijn, die om verschil
lende redenen voor de Rabobankorganisa-
tie een aantrekkelijke relatie zouden kun
nen vormen. Wij wezen reeds op het as
pect van het betaalcircuit, maar er kunnen
ook duidelijk andere aspecten op de voor
grond treden, waarbij onder meer kan wor
den gedacht aan de veelomvattende
dienstverlening van de Rabobankorganisa-
tie op het gebied van het internationale
bankbedrijf.
In de marketinggedachte voor onze orga
nisatie is ruimte voor activiteiten, gericht
op uitbreiding van de relatiekring buiten
de land- en tuinbouw en met name gericht
op kleine, middelgrote en grote bedrijven.
Daarbij kan de situatie zich voordoen, dat
een cliënt in spé van een te groot formaat
(te grote financieringsbehoefte) is voor een
bepaalde aangesloten bank of te gespecia
liseerde wensen heeft op grond waarvan
de desbetreffende bank geneigd is het
„non possumus" uit te spreken.
Wij menen dat het zinvol is in die gevallen
zonder aarzeling de Centrale Bank in te
schakelen, zodat kan worden bezien of
toch een oplossing kan worden gevonden,
waarbij de relatie met de Rabobankorga-
nisatie tot stand komt.
TOONDERSPAARBRIEVEN EN FISCUS
De mededeling van staatssecretaris Van
Rooyen, dat gewerkt wordt aan maatrege
len, die - zoals de pers meldt - „een einde
moet maken aan belastingvrij beleggen van
geld via spaarbrieven aan toonder" heeft
wellicht bij het lezend publiek een verkeerd
beeld opgeroepen van de toonderbrieven,
die door verschillende bankinstellingen on
der verschillende namen worden uitgege
ven.
De toonderspaarbrief wordt de laatste ja
ren in toenemende mate door kleinere
spaarders verkozen boven obligaties, om
dat de koersrisico's van deze laatsten veel
te groot zijn geworden en de looptijd van
de toonderspaarbrief, respectievelijk de op-
vraagmogelijkheid veel beter tegemoetkomt
aan, respectievelijk veel aantrekkelijker is
dan van de obligatie. Daar komt bij, dat op
aankoop, verzilvering en rente-opbrengst
geen kosten drukken.
Toonderspaarbrieven zijn als spaarvorm
voorts aantrekkelijk voor spaarders, die
spaargelden voor langere tijd tegen een
betere rente willen vastzetten met behoud
van de mogelijkheid om deze spaargelden
aan anderen, bijvoorbeeld de kinderen, te
schenken.
Het ligt voor de hand, dat de banken aan
deze behoeften van de cliënten tegemoet
willen komen, omdat deze spaarvormen ad
ministratief eenvoudiger verwerkbaar zijn
en een oplossing bieden voor de relatief
dure kleine effectenportefeuilles. Zonder
twijfel zouden fiscale voorschriften, waar
van de administratieve lasten bij de banken
zouden komen te liggen, een belemmering
kunnen gaan vormen voor de uitgifte van
deze voor velen nuttige spaarvorm.
De administratieve consequenties van fis
cale voorschriften moeten niet worden on
derschat. Belastingheffing op de rente-op
brengst aan de bron, zou het karakter moe
ten krijgen van een voorheffing die ver
rekenbaar is of terugvorderbaar ingeval de
belasting niet verschuldigd is. Dit zou
in feite kunnen noodzaken tot registratie
van de persoon aan wie de brieven zijn
verstrekt en de persoon die de brieven ver
zilvert.
Afgewacht zal moeten worden in hoeverre
er fiscale voorschriften zullen komen en in
welke mate deze het gebruik van toonder
spaarbrieven zullen belemmeren. Het zou
naar onze mening in ieder geval ongewenst
zijn wanneer afgifte van dergelijke toon
derstukken onmogelijk zou worden, want
er bestaat aan deze spaarvorm onder het
publiek een reële behoefte, die uit alleszins
respectabele motieven (geen fiscaal mis
bruik) voortkomt.
DISCONTOVERLAGING
Hoewel discontoverlagingen de laatste an
derhalf jaar veelvuldig zijn voorgekomen,
zijn zij bepaald geen alledaags verschijnsel.
Zo hebben er sinds de Tweede Wereldoor
log slechts 43 discontoveranderingen
plaatsgevonden.
De laatste verlaging (per 2 februari) waar
bij het wisseldisconto op 4% werd ge
bracht en het promessedisconto op 4V2
had enkele bijzondere kenmerken. In de
eerste plaats kwam de marge tussen beide
tarieven weer op '/2°/o. Na 2V2 jaar werd
hierdoor de tweede na-oorlogse periode,
waarin de marge tussen beide tarieven
1 was, beëindigd (de eerste was van au
gustus 1969 tot april 1971). Beide tijdvak
ken werden gekenmerkt door een relatief
hoge geldmarktrente en het terugbrengen
van de marge moet men dan ook zien als
een technische aanpassing. Het tweede
opvallende feit was dat de verlaging van
de officiële tarieven in Nederland niet werd
voorafgegaan door eenzelfde stap in West-
Duitsland. Dit gebeurde niet omdat De Ne-
derlandsche Bank wilde bewijzen een zelf
standig discontobeleid te kunnen voeren
maar wel omdat in Duitsland de noodzaak
tot het aanpassen van de tarieven op dat
moment nauwelijks aanwezig was. Voor Ne
derland was dit wel noodzakelijk aangezien
de gulden toen zo sterk was dat anders een
ongewenste toevloed van gelden naar Ne
derland zou zijn ontstaan.
Welke betekenis moet men aan een dis
contoverlaging hechten?
Zij geeft een tendens tot rentedaling weer
en heeft ook - door de usantiële koppeling
rekening-courant bestaat tot gevolg dat
de kredietkosten voor de bankcliënten min
der worden. Gezien de effecten van de
voorgaande discontoverlagingen kan men
zich afvragen in hoeverre de conjunctuur
nog extra stimulansen van een dergelijke
stap zal ondervinden. Wel staat vast dat op
het moment alle remmen zijn losgegooid
om aan een conjuncturele opgang te kun
nen beginnen.
Zo zitten de banken ruim in hun middelen,
zijn de kredieten relatief goedkoop en
wordt er tevens aan de structurele aspec
ten van het investeringsklimaat gesleuteld.
Het wachten is nu nog op het startschot om
na enige rondjes warm lopen in een flinke
draf aan de conjuncturele opgang te kun
nen beginnen. Wellicht heeft zelfs het
startschot reeds geklonken en hebben wij
al de eerste passen in de goede richting
gezet. Gezien de berichten uit de Verenig
de Staten en West-Duitsland waar de
conjunctuur duidelijk begint aan te trekken
- zal de opleving geleidelijk plaatsvinden.
Maar zoals een goed Nederlands spreek
woord zegt: langzaam gaat zeker. En daar
gaat het maar om!
STEUNT STICHTING STEUN
Nu de jaarcijfers 1975 bij onze banken op
het punt staan vastgesteld te worden
misschien bij de voorlopers al vastgesteld
zijn - is een oproep van de Stichting Steun
door Rabobanken (SSR) op zijn plaats.
Wij herinneren aan het advies in de circu
laire mei 1975 gegeven, om van de netto
winst na belastingen, 1 ten gunste van
de SSR te bestemmen. In 1975 hebben 777
Rabobanken de Stichting steun geboden.
Dat is een groot aantal. Een woord van
dank van de kant van de Stichting is daar
voor op zijn plaats. Wij hopen dat in 1976
het aantal bijdragende banken verder zal
stijgen.
Op de SSR wordt een steeds groter beroep