geld- en kapitaalmarkt 36 drs. b. j. kruimel geldmarkt kapitaalmarkt Nu Nederland massaal de feestneuzen heeft afgezet welke óf het gevolg waren van nationale schaatsprestaties óf moesten bijdragen tot een verhoogd aanzien van prins Car naval, is het tijd geworden de alom uit de grond schietende bolgewassen op hun kwaliteit te beoordelen. Conjunctu reel gezien waren de stars and stripes begin maart reeds het verst uit de grond, maar ook de Duitse sneeuwklokjes zijn al geruime tijd vrolijk aan het bengelen. Onze nationale trots, de tulp, vertoont nog slechts de toppen van haar bla deren boven de grond, waarmee zij zal willen aangeven dat de positieve berichten over de ontwikkelingen in Nederland de overhand hebben gekregen. Voor de lange termijn (tot 1980) is er een prognose van het Centraal Planbureau uit gekomen waarin op een aantal structurele factoren van de Nederlandse economie wordt ingegaan. Daaruit blijkt onder andere dat er de komende jaren, ook bij een gewijzigd be leid (de zg. 1 %-norm), een hoge werkloosheid zal blijven bestaan (210.000 man), de inflatie relatief hoog zal blijven (6,5 en de zogenaamde modale werknemer er zeer wei nig op vooruit zal gaan. De ruimte op de geldmarkt is in de verslagperiode sterk beïnvloed door de internationale onrust. De krapte, welke er begin februari werd verwacht in verband met de betaling van omzet en andere belastingen, viel behoorlijk mee door dat De Nederlandsche Bank in de periode van 26 januari tot en met 16 februari voor 1,5 miljard aan vreemde valuta op kocht ter ondersteuning van het slangarrangement. Aange zien de geldmarkt met dit bedrag verruimde, konden niet alleen de belastingbetalingen goed worden opgevangen maar behoefden ook de speciale beleningen welke op 16 februari vervielen 524 miljoen) niet te worden verlengd. Aangezien de geldmarkt bovendien nog sterk verruimde door Rijksuitkeringen besloot De Nederlandsche Bank we derom de kasreserve te activeren. Het maximum kasre- servepercentage werd voor de periode 19 februari tot en met 17 maart op 1 gesteld. Het feitelijk aan te houden percentage was de eerste drie weken 0 De Agent van het Ministerie van Financiën hielp de ruimte afromen. Op 18 februari stelde hij gelijktijdig toonbankaf- gifte open op 3-jaars papier (a 6%), 4-jaars papier (a 6V8 o) en 5-jaars papier (6V4%). Gezien de tariefdiscre pantie, welke er bestond tussen onderhandse leningen en interbancaire deposito's met overeenkomstige looptijden, was het niet verwonderlijk dat de markt vrijwel alleen be langstelling had voor 3-jaars papier. In het totaal werd er voor circa 620 miljoen ingeschreven, waarbij voor cir ca 570 miljoen op 3-jaars papier. De voortdurende aankoop van schatkistpapier door het bankwezen heeft tot gevolg dat hun bezit aan vrije liquidi teiten (dat wil zeggen aanwezige minus verplicht aan te hou den liquiditeiten) toeneemt. Aangezien dan, voordat tot een enigszins effectieve kredietbeheersing kan worden overge gaan, de remweg nogal lang wordt, heeft De Nederland sche Bank besloten het verplicht aan te houden liquiditeits- reservepercentage ten opzichte van de kort toevertrouwde gelden met 1 punt te verhogen tot 9,5 Men zou kunnen concluderen dat de vrijwillige monetaire overheidsfinanciering door het bankwezen, via het mecha nisme van de indirecte kredietbeheersing, tot hogere li quiditeitsverplichtingen leidt. Of daarmee de animo ter zake wordt bevorderd lijkt een retorische vraag. De geldmarktrente vertoonde in februari, nadat zij zich op het verlaagde disconto had ingesteld, een licht dalende ten dens. Zo noteerden 3-maands interbancaire deposito's eind februari 3% tegen 4,8% eind januari. Voor de ko mende tijd wordt een blijvend ruime markt verwacht. De dalende trend in kapitaalmarktrente zette zich ook in februari voort. De rentewijzer (welke het effectief rende ment weergeeft op langlopende overheidsobligaties) kwam aan het einde van de maand op 7,98 tegen 8,22% eind januari en 8,33% eind december. In de laatste dagen van februari trad er een stabilisatie in. Van groot belang voor de kapitaalmarkt was de officiële aankondiging dat de Staat onderhands zou gaan lenen. Daarbij zullen de vol gende uitgangspunten worden gehanteerd: a. er mag geen marktverstorende invloed van uitgaan; b. het beroep van de Staat op de openbare markt mag er zo min mogelijk schade van ondervinden; c. de kapitaalmarktfinanciering van de lagere overheid dient er zo min mogelijk concurrentie van te ondervinden. In verband daarmee zal de Staat in beginsel geen leningen beneden 25 miljoen aangaan. Op de kapitaalmarkt is men zeer benieuwd in hoeverre bo venstaande uitgangspunten verwezenlijkt zullen kunnen worden. In ieder geval lijkt het aannemelijk dat de Staat op deze wijze een aanzienlijk deel van haar tekort zal kun nen dekken. De emissie-activiteit op de openbare markt bleef groot. Na het succes van de lening van de stad Oslo 75 miljoen a 8,5%) kon worden ingeschreven op 15 miljoen obligaties van het St. Jans-Gasthuis in Weert met een rente van 9%. Nadat de lening van de Nederlandse Waterschapsbank N.V. 100 miljoen a 8'A per 1984-1988 was geplaatst, werd de eerste Staatslening van 1975 aangekondigd. Deze had een rente van 8 en een gemiddelde looptijd van 8 jaar. Zoals tegenwoordig gebruikelijk vond de inschrijving via het tendersysteem plaats. Uiteindelijk werd 500 miljoen uit de markt genomen tegen een koers van 100%. Tegen dit laatste percentage werden de inschrijvingen voor 57% toegewezen. Vervolgens was de Stevin Groep N.V. aan de beurt. Zij emit teerde per 1977-1994 een achtergestelde converteerbare obligatielening ter grootte van 50 miljoen welke een rente heeft van 8%%. Begin maart stond de inschrijving open op een 8V2 lening per 1981-1984 van Estel N.V. welke 150 miljoen groot is en een uitgiftekoers had van 99,5%. Daar naast kon worden ingeschreven op een 8V4 obligatiele ning van de Nationale Investeringsbank per 1977-1986 ter grootte van 100 miljoen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 36