de inflatie in 1976 bestedingen en kosten De stijging van het prijspeil van de gezinsconsumptie in ons land is voor velen een voort durende bron van zorg. Die zorg is niet misplaatst, als men beziet welke verstoringen een hoge inflatie aanricht in een evenwichtige economische ontwikkeling. Wij noemen bijvoor beeld de nadelige gevolgen voor de koopkracht van die groepen in onze samenleving, wier inkomens de prijsverhogingen meestal niet kunnen bijbenen, zoals de kleine zelf standigen, de agrarische bevolking en degenen die van een niet-waardevast pensioen moeten rondkomen. Drs. H. H. J. Bol Ook aanleiding tot zorg geeft de voort durend stijgende loonsom, die enerzijds leidt tot een verslechterende rendements positie van het bedrijfsleven, waardoor noodzakelijke investeringen in mindere of meerdere mate achterwege moeten blijven en die anderzijds een aanzienlijke werk loosheid en hogere sociale uitkeringen ten gevolge heeft. Voorts is de verkregen rente van besparingen en andere beleggingen veelal lager dan het percentage van de geld ontwaarding. Ten slotte kan men stellen, dat inflatie en de maatregelen om deze te bestrijden onzekerheid veroorzaken, het geen een klimaat van politieke en sociale onrust in de hand kan werken. Al met al zijn er voldoende redenen aan wezig om een beschouwing te wijden aan de vraag hoe de inflatie zich in het komende jaar zal ontwikkelen. Daartoe zullen de be langrijkste tendenties tegen elkaar worden afgewogen. Omdat 1976 nog jong is en er uiteraard onzekere factoren meespelen, dient de prognose vooral gezien te worden als een indicatie. De inflatoire ontwikkeling in de afgelopen tien jaren valt af te lezen uit tabel 1. Blijkbaar is het inflatietempo sinds 1970 voortdurend versneld, terwijl in de jaren daarvoor de inflatiepas af en toe werd in gehouden. Om nu de gedachten over de vooruitzichten voor de inflatie in 1976 te kunnen onderbouwen is het noodzakelijk de ontwikkelingen in de laatste jaren kort te analyseren. Daartoe wordt de inflatie ver deeld naar de oorzaken ervan, namelijk het bestedings- en het kostenaspect. Bestedingsinflatie is de prijsstijging, die ver oorzaakt wordt doordat de vraag het aan bod van goederen en diensten overtreft. Deze situatie heeft zich sinds 1971 niet meer voorgedaan. In de afgelopen jaren deed zich namelijk een steeds sterkere on derbesteding gevoelen. Dit komt voorname lijk tot uiting in de omvang van de voorraden bij het bedrijfsleven, die ook in 1975 aan zienlijk was. Aangezien mede hierdoor de lust tot het plegen van uitbreidingsinveste ringen, gericht op vergroting van de pro- duktiecapaciteit, afnam, werd aldus een achterblijven van de bedrijfsbestedingen bij de enigszins aarzelende bestedingsneiging van de gezinnen gevoegd. Neemt men bo vendien in aanmerking dat in 1975 de spaar quote van gezinnen enigszins is toegeno men en dat de lopende rekening van de be talingsbalans een overschot te zien gaf van circa 4 miljard, dan kan men spreken van een hardnekkige onderbesteding, waarvan geen inflatoire impulsen zijn uitgegaan. Terzijde kan echter worden opgemerkt, dat een situatie van onderbesteding doorgaans de kiem in zich draagt van overbesteding, omdat door een te grote dosis overheids uitgaven of belastingverlagingen beste dingsinflatie kan ontstaan. Dat het prijspeil in ons land ondanks de onderbesteding toch is gestegen is te wijten aan de kostemnflatie, die we kunnen om schrijven als de prijsstijging, die veroorzaakt wordt door een toename van de produktie- kosten. Te denken valt hierbij aan loon kosten, kosten van al dan niet geïmpor teerde grondstoffen en halffabrikaten, kosten van elektriciteit, olie en aardgas en kosten die verbonden zijn aan geleend ver mogen. Bovendien werkt een toenemende druk der indirecte belastingen prijsverho gend. De oorzaak van de sterke kosteninflatie ligt vooral in de sfeer van de lonen. Dit kunnen we illustreren door voor een aantal jaren de loonsom per werknemer in bedrijven te be zien. Deze loonsom verkrijgt men door op telling van achtereenvolgens de verhoging van het contractloonniveau (de CAO), de incidentele loonstijging (bijvoorbeeld op trekking van het minimumloon), de verho ging van de werkgeversbijdrage in de so ciale verzekeringen en de pensioenvoorzie ningen en de overloop uit het voorafgaande jaar en door van de zo verkregen som de overloop naar het volgende jaar af te trek- Tabel 1 PROCENTUELE VERANDERINGEN VAN HET PRIJSINDEXCIJFER VAN DE GEZINS CONSUMPTIE TEN OPZICHTE VAN HET VOORGAANDE JAAR 1966 1967 1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975 5,8 3,3 3,8 7,4 3,6 7,5 7,8 8,0 9,6 10,2 Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 32