de toekomst
van de welvaart
8
twee jaren zette deze tendens, vooral ook
aangewakkerd door de oliecrisis en de
nasleep hiervan, zich zodanig voort dat we
konden spreken van de ergste econo
mische teruggang sedert de Tweede
Wereldoorlog.
situatie verschilt
met vroeger
een grote mate van eensgezindheid, zowel
drs. H. A. de Werker
Mede onder invloed van een restrictieve
monetaire politiek gaf de conjunctuur in
het tweede halfjaar van 1973 in diverse
landen de eerste tekenen van een
afzwakking te zien. In de daaropvolgende
De inzinking lijkt thans het dieptepunt te
zijn gepasseerd. Nadat met name de Ver
enigde Staten en Japan reeds langere tijd
melding maakten van een kentering ten
goede, zijn momenteel ook de aanwijzin
gen in ons land van dien aard dat we kun
nen spreken van een beginnend herstel.
Betekent dit nu dat we na alle sombere be
richten waarmee we de laatste jaren tel
kens opnieuw werden geconfronteerd de
toekomst weer aanzienlijk optimistischer te
gemoet kunnen zien? Zal de teruggang in
de jaren 1974 en 1975 achteraf misschien
toch niet meer blijken te zijn geweest dan
een tijdelijke onderbreking van een zich
verder zonder al te veel problemen gestaag
voortzettende welvaartsgroei? Ik sta niet
alleen wanneer ik daarover mijn twijfels
uitspreek.
Ofschoon de conjuncturele opleving waar-
van we thans de aanvangsfase beleven op
zichzelf zeker niet van betekenis is ont
bloot, zal de bijdrage hiervan aan de op
lossing van het werkloosheidsvraagstuk en
de inflatie naar verwachting bescheiden
zijn. Tijdelijk zal de tendens van een op
lopende werkloosheid hierdoor enigszins
kunnen worden afgezwakt, of misschien
nog wel voor een korte tijd kunnen worden
doorbroken. De meer fundamentele pro
blematiek wordt hierdoor echter eerder
versluierd dan opgelost. De inflatie zou
door de conjuncturele opleving in gunstige
zin kunnen worden beïnvloed doordat bij
een opleving van de vraag de aandrang om
de prijzen uit rentabiliteitsoogpunt te ver
hogen minder groot zal zijn. Voorwaarde is
dan wel een beheersing van de kostenstij
gingen. Of dit laatste zal lukken valt nog
te bezien. Naarmate het met de economie
ogenschijnlijk weer wat beter gaat zal het
immers meer moeite kosten om vooral de
loonontwikkeling in de hand te houden.
Waarom die terughoudendheid voor wat
betreft de vooruitzichten voor de economie
op wat langere termijn? Was het in de
achter ons liggende vijftiger en zestiger ja
ren immers ook niet zo dat regelmatig erg
sombere voorspellingen werden gedaan?
En zijn deze voorspellingen niet allemaal
door de feiten weerlegd? Ik geloof dat het
verkeerd zou zijn enkel op grond van deze
ervaring de toekomst tegemoet te zien in
de geest van „waar maken we ons zorgen
over, alles komt toch wel weer op z'n
pootjes terecht".
Daarvoor is de situatie te veel verschillend
van die in de beide voorgaande decennia.
De jaren vijftig werden gekenmerkt door
in nationaal als in internationaal verband.
In nationaal opzicht waren de overheid, de
werkgevers en de werknemers solidair in
het streven de sporen, die de Tweede We
reldoorlog had nagelaten, zo vlug mogelijk
uit te wissen. Met gemeenschappelijke in
spanning werd gewerkt aan de wederop
bouw. In dat verband werd, vooral met het
oog op de internationale concurrentie
positie van ons land, het belang ingezien
van een politiek van gematigde loonkosten
stijgingen.
Ook in internationaal opzicht was in de
eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog
sprake van een grote onderlinge solida
riteit. De landen waren er zich van bewust
dat in ieders belang een zo groot mogelijke
internationale samenwerking was vereist.
Deze samenwerking kreeg onder andere
gestalte in het Internationaal Monetair
Fonds dat in 1944 werd opgericht met als
voornaamste doelstelling de totstand
brenging van een systeem van vaste wis
selkoersen. Ook de oprichting van de
Europese Economische Gemeenschap in
1958 kan worden gezien als uitdrukking van
het besef dat een hechte samenwerking
meer vruchten kan afwerpen.
Aan het begin van de zestiger jaren kon
worden teruggeblikt op een periode van
buitengewoon succesvol herstel en zelfs
aanzienlijk meer dan dat. De welvaart in de
westerse landen had een peil bereikt als
nimmer tevoren, terwijl niets een verdere
vooruitgang in hetzelfde hoge tempo in de
weg leek te staan. In die situatie was het
niet zo verwonderlijk dat de verschillende
partijen zich wat onvoorzichtiger gingen
opstellen.