met, maar niet als een nummer 7 Ferrée schrijft een column" in het blad voor reclamenieuws Ariadne. Hij doet dat vaak lekker pittig, al zal deze of gene het wel eens te pittig vinden, want naam en toenaam worden niet verzwegen. Zo ook in het december nummer. Daarin stelt hij de quasi per soonlijke benadering aan de kaak, waar mee bedrijven zich tegenwoordig tot een potentiële klantenkring richten. Hij noemt de computer-verkoopbrieven, waarin je heel sympathiek je eigen naam gedrukt vindt en die je bijna doen vergeten, dat er geen greintje persoonlijks achter zit. En dan de advertenties. Ook daar komt de ,,personaliserings-truc" in zwang. Ferrée haalt een van zijn voorbeelden uit onze kring: - Nog erger maakt de Rabobank het. Waarom we naar de Rabobank gaan? - Omdat je daar niet als nummer zoveel wordt behandeld. Bij de Rabobank ben je nog een naam." Ferréo vindt dat geen manier. Zo'n adver tentie wekt verwachtingen omtrent per soonlijke aandacht. Maar, zegt hij, het zijn verwachtingen die niet gehonoreerd wor den, niet kunnen worden gehonoreerd. Ik heb nu door de zure appel heen gebeten en als het ware A gezegd, door de kern van Ferrée's kritiek weer te geven. Ik ben wel verplicht nu ook B te zeggen: wat ik er van vind. Welnu, na lezing van zijn artikel was het eerste wat ik dacht: die Ferrée heelt gelijk. Al leest ieder een advertentietekst intuïtief met een kor reltje zout en al mogen we heus wel wat voorzichtiger dan Ferrée zijn met het ver onderstellen van kwade trouw, ik meen dat geen bank of ander bedrijf met een enorme hoeveelheid cliënten de stelling kan waar maken, dat iedere cliënt bij naam bekend is. Zo'n stelling moet men dan ook niet zonder meer poneren. Die mening heb ik nog, maar ik moet ook bekennen dat ik heel wat begrip voor de bewuste Rabobank heb gekregen. Het be trof namelijk niet een van onze gemeen schappelijke advertenties, maar een eigen advertentie van een van onze banken. En toen hoorde ik van de directeur van die bank toch nog wel een heel ander verhaal. Een verhaal, dat ons laat zien dat we onze mening over dit geval best wel wat meer genuanceerd naar voren mogen brengen. Ook die directeur vindt kretologie in de publiciteit verfoeibaar. Hij heeft een grote bank met heel wat bijkantoren. Juist hij is zich door de groei van zijn bank bewust dat daardoor de massaficatie dreigt en dat op die manier de relatie van cliënt tot bank gemakkelijk in coderingen en nummers kan ondergaan, met verlies van iedere per soonlijke bekendheid. Daar vechten hij en zijn medewerkers tegen. Met succes en met overtuiging. Want ze witten juist persoon lijke aandacht en willen de verwachtingen daaromtrent ook honoreren. Eerlijk gal hij toe, dat ook op zijn kantoren niet iedere cliënt bij naam bekend zal zijn, maar als een cliënt een privérekening heelt ge opend wordt hij na 2 of 3 bezoeken, mits die natuurlijk niet te ver uit elkaar liggen, beslist met zijn naam aangesproken. In korter of langer tijd gaat hij echt tot de relatiekring behoren van het kantoor, dat zijn rekening voert. Daar staan wij voor! Voor die intentie, die achter onze advertentie zit, heb ik - zo zei de directeur - bij alle kritiek de waarde ring gemist. Je kunt wel fulmineren tegen allerlei misstanden, maar een remedie aan geven is veel moeilijker. Wij proberen echt er wat aan te doen, dwars door alle mo derne methoden heen, die ook wij in ons bedrijf moeten gebruiken om de massa cijfers van een massa mensen goed te ver werken. Ik meen dat hier het hart van de zaak ge raakt wordt. Want de directeur wijst heel terecht op die intentie. Al onze banken zijn heel klein begonnen. Jaar en dag kenden ze iedereen, ze konden elke cliënt onmid dellijk in hun werkgebied thuis brengen. Op het platteland is dat vaak nog het geval, maar het wordt minder en in de steden is het helemaal moeilijk. Dat stuit ons tegen de borst, want we willen niets liever dan de oude vertrouwde persoonlijke relatie be houden. Met al onze cliënten, ook wanneer dat er, zoals nu, heel veel geworden zijn. Die moeilijkheid heeft ook Ferrée wel ge merkt. Hij is „al 7 jaar bij de Rabobank" (een andere dan die van onze directeur). Eerst was dat een dorpsbank, alle meisjes van de bank kenden hem van gezicht en naam. Maar het dorp groeit, de bank groeit, de meisjes komen en gaan, en nu zijn er nog maar twee of drie die meteen „dag, meneer Ferrée" kunnen zeggen. Ferrée vindt dat niet erg, als een bank maar niet doet alsof: zeggen te kennen en in wer kelijkheid niet kennen. Ik denk, dat heel wat van onze ban ken hiermee zitten. Ongewild, tegen hun zin. Je moet al grotere massa's gegevens verwerken, je moet al meer re keningen administreren en dat betekent dat iedere cliënt zijn nummer of liever num mers heelt Dat meervoud hoort erbij, want een cliënt heelt voor iedere rekening - sparen, gewoon of op termijn, leningen, rekening-courant, privé- of salarisrekening een apart nummer. Zonder nummer zou de administratie een chaos worden. Daar om hebben sommige banken ook een z.g. bankpasjeingevoerd. Dat bevordert het goed noteren van de gegevens, naam, adres en nummer van de rekening. Maar hoe noodzakelijk die nummers ook zijn, in onze organisatie willen we nog steeds de cliënt als een persoon zien, hem bij zijn naam kunnen aanspreken. Hij mag dan een nummer hebben, wij doen er alles aan hem niet als een nummer te behan delen. Ik durf te beweren, dat die intentie bij al onze banken volop leeft. Zij leeft zeker ook bij de bank, die de advertentie plaatste. En dat maakt je milder, je slikt je bezwaren wat in en zegt: jullie streven een heel mooi doel na en al zul je het mis schien nooit helemaal bereiken, ik heb respect voor wat je al bereikt hebt. Je wenst ze toe, dat ze er in slagen hun ideaal al dichter te benaderen, met of zonder die advertentie. J.R.H.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 9