3
ZORGEN IN DE VISSERIJ
Het gaat momenteel niet zo goed met de
z.g. kleine zeevisserij, d.w.z. de visserij
met kotters op vooral tong en schol.
Tot enkele jaren terug was deze visserij
goed rendabel. Een gevolg daarvan was,
dat de vangstcapaciteit in die periode
flink groeide door de modernisering van
bestaande en de bouw van nieuwe sche
pen. De Nederlandse vissers beschikken
dan ook over een modern, goed uitgeruste
vloot. Dat deze eerst zo rendabele be
drijfstak nu zo in moeilijkheden zit is het
gevolg van diverse factoren. Als eerste
kan genoemd worden de sterk gestegen
kosten, waarbij vooral die van de motor
brandstof, de gasolie. Vanaf begin 1973 is
die olieprijs regelmatig gestegen en sinds
begin 1974 is die prijs per liter rond 4 x
zo hoog als hij begin 1973 was. Via de z.g.
oliegarantieregeling heeft de overheid een
tegemoetkoming gegeven in de oliekosten
stijging bij de visserij. Dat zowel voor het
verbruik in 1974 als dat in 1975. Nu het
blijkt, dat deze uitkeringen in strijd zijn
met EEG-bepalingen is het de vraag of die
tegemoetkoming in 1976 kan worden ver
wacht. Maar naast deze voor meerdere
bedrijfstakken geldende kostenstijgingen
werd en wordt de rentabiliteit van de visse
rij ook nog eens negatief beïnvloed door
de vanaf 1 januari 1975 geldende vangst
beperkingen van de voor de kottervisserij
voornaamste vissoorten, nl. de tong en de
schol.
Reeds een aantal jaren hebben de biolo
gen gewezen op de gevaren van de over-
bevissing op de genoemde vissoorten in
de door de Nederlandse vissers traditio
neel beviste wateren: de Noordzee en de
Duitse Bocht.
Ook al door de sterke toename van de
vangstcapaciteit is het kritieke stadium
bereikt en in 1974 besloot een aantal
landen, waaronder Nederland, tot quote
ring van de vangsten. Voor de Nederland
se vissers werden die quanta bepaald op
9.200 ton tong en 47.000 ton schol voor ge
heel 1975. De verdeling van die quanta
over de individuele vissers liet de overheid
over aan het bedrijfsleven zelf. Deze ver
deling van de quota heeft in 1975 gebrek
kig gewerkt, ook al omdat de eerste aan
wijzingen terzake van de regeling van de
vangsten pas midden mei '75 afkwamen.
Totdat de Minister van Landbouw en Vis
serij de visserij op tong geheel verbood
(eind november 1975) hadden de Nederland
se vissers in meer of minder beperkte
mate het gehele jaar hun bedrijf kunnen
uitoefenen. Het gevolg was wel, dat de to
taal aangevoerde hoeveelheid tong het
toegestane quotum zal hebben overtroffen.
Voor 1976 is het aan Nederland toegewe
zen quotum voor tong gehandhaafd op
9.200 ton, terwijl het scholquotum met
25% is verminderd tot 35.250 ton. Reke
ning houdend met de gemiddelde vangsten
in de jaren 1971 t/m 1974 van 15.500 ton
tong, blijkt wel, dat het toegewezen quo
tum voor de belangrijkste vissoort, de tong,
te laag is om een rendabele visserij mo-
Bij het zien van de voorlopige cijfers over
de gang van zaken in 1975 bij onze Rabo-
bankorganisatie zal het velen niet zijn ont
gaan dat thans voor de eerste maal sedert
jaren het aantal vestigingen van onze or
ganisatie is teruggelopen, en wel van 3.155
naar 3.145. Toch wel een punt om bij stil
te staan. Blijkbaar komt hierin goed tot
uiting de doorwerking van de plaatselijke
fusie tussen daarvoor in aanmerking ko
mende Rabobanken. Ook het aantal bij de
Centrale Bank aangesloten banken gal
overeenkomstig het verwachte patroon een
verdere daling te zien van 1.079 in 1974 tot
1.050 per het einde van het verleden jaar.
Wanneer we terugzien op de resultaten van
de tot stand gekomen lusies tussen plaat
selijke banken mogen we zeggen, dat dit
alles een bevredigend beeld laat zien. Het
geheel overziende kunnen we vaststellen,
dat sedert het samengaan van de beide
Centrale Banken in totaal 186 aangesloten
banken waren betrokken bij de realisering
van een iusie, hetgeen tot gevolg had dat
er van die 186 na fusie 87 zijn overgeble
ven.
In het kader van deze activiteiten mag niet
worden voorbijgegaan aan de sanering en
herstructurering van werkgebieden tussen
naburige aangesloten banken, ook al is
daar geen fusie van de banken aan de
orde. Hierbij moet worden vermeld de op
vele plaatsen tot stand gebrachte regelin
gen met betrekking tot overdracht van bij
kantoren. Veel zorg en veel moeite is van
beheerders en directeuren van de betrok
ken banken gevraagd om dit alles tot stand
te brengen. Daarvoor onze dank en waar
dering, evenals aan de beheerders en di
recteuren van die banken, waar de bespre
kingen om tot een fusie of sanering van
werkgebieden te geraken nog volop aan de
gang zijn.
Een ander punt dat bij de jaarcijfers 1975
onze aandacht mag hebben is, dat het af
gelopen jaar een verdere beperking van
de relatieve kostenstijging liet zien. Deze
tendens had zich reeds ingezet in het
boekjaar 1974 en wij kunnen ons erover
verheugen, dat deze ontwikkeling zich
heeft voortgezet, vooral ook omdat de in
vloeden van buiten onze organisatie daar
aan zeker niet hebben bijgedragen. Vast
gesteld kan dan ook worden dat de mati
ging van de kostenstijging was te danken
aan een beperking van de groei van het
aantal personeelsleden. De daling van het
aantal vestigingen speelde daarbij ook een
rol. Het is voldoende bekend, dat ondanks
de toepassing van de meest moderne com
putertechnieken ter verwerking van de
massa's mutaties op de rekeningen het
bankbedrijf nog steeds een zeer arbeids
intensief bedrijf vormt. En dat zal gezien
de aard van ons bankbedrijf in de naaste
toekomst ook wel zo blijven. Onze activitei
ten hebben een duidelijk klantengerichte
behandeling met nauwe contacten, waarbij
snelle en goede financiële dienstenverle
ning een eerste vereiste is. Van de totale
bedrijfskosten van onze bankorganisatie
bestond verleden jaar circa 69 °/o uit per
soneelskosten.
Wij zullen onze aandacht in het bijzonder
moeten richten op de beheersing en de
bewaking van de kosten in onze banken.
Meer nog dan tot nu toe zullen wij ons
moeten gaan toeleggen op de efficiency in
onze bedrijfsvoering. Wij hebben een pe
riode achter de rug van een grote dynami
sche ontwikkeling, wellicht sterker dan die
van onze concurrenten. Wij moeten voort
durend blijven werken aan het verhogen
van de efficiency en het verbeteren van de
kwaliteit van ons financieel dienstenpakket.
De kostengevoeligheid van het bankbedrijf
in een periode van inflatie mag niet worden
onderschat. In aanmerking dient te worden
genomen, dat de groeipercentages in het
economisch gebeuren niet alleen zijn ge
daald, maar ook dat de groei in een aantal
bedrijfstakken plaats heeft moeten maken
voor teruggang. We moeten ons realiseren,
dat een lange periode van krachtige eco
nomische groei achter ons ligt en dat we
voor de komende jaren waarschijnlijk reke
ning zullen moeten houden met een lange
periode van geringe economische groei,
gepaard gaande met grote werkloosheid.
Dit stelt zijn eisen op het terrein van kos
tenbewaking en zal ons dwingen tot het
toepassen van maatregelen, die de effi
ciency in ons bedrijfshandelen zal moeten
bevorderen. Het is bij lange na niet uitge
sloten, dat in de huidige situatie van het
niet of nauwelijks meer toenemen van de
reëel besteedbare inkomens in ons land
een druk zat worden gelegd op verdere toe
neming van de besparingen. Dan wordt het
moeilijk in ons bankbedrijf, ondanks de
voortdurend stijgende bedrijfskosten, toch
een redelijk peil van rentabiliteit te hand
haven.
Daarom, laten wij eraan blijven werken, dat
onze Rabobankorganisatie ook in de toe
komst gezond wordt gehouden. Reeds eer
der is op deze plaats gepleit voor een
steeds grotere versterking van de solvabi
liteitspositie van onze bankorganisatie. En
dit vraagstuk is in wezen een rentabiliteits-
probleem. Dit betekent derhalve, dat wij
moeten zorgen voor een goede ontwikke
ling van onze rentabiliteit, vooral bezien in
verhouding tot ons balanstotaal, een renta
biliteit, die in voldoende mate reserve
vorming mogelijk maakt.
Tegen de achtergrond van de sterk toege
nomen risico's in het bedrijfsleven in het
algemeen als gevolg van de voortdurend
verminderende winsten dienen wij bedacht
te zijn op een verdere uitbouw van de sol
vabiliteitspositie van onze banken in het
kader van de steeds groeiende kredietpor
tefeuilles.
Een goede raad aan ons zelf!
F. P. J. Bakx