25 rechtspersonenrecht en ondernemingsrecht Zo zijn geleidelijk, met het voortschrijden van de techniek, de grote ondernemingen, die toebehoren aan rechtspersonen, ont staan. Dit heeft nu echter weer tot de groei van een ander gedeelte van het recht aan leiding gegeven, dat men met de bena ming „ondernemingsrecht" pleegt te be titelen. Daartoe behoren: de wetgeving be treffende de ondernemingsraad en met name de wetgeving inzake de positie van de ondernemingsraad ten opzichte van de algemene vergadering van aandeelhouders in de naamloze en besloten vennootschap: de kartelwetgeving als uitdrukking van de relatie tussen de ondernemingen onder ling: en misschien nog vele andere soort gelijke regelingen zoals die omtrent de loonvorming en de collectieve arbeidsover eenkomst. tweede boek van nieuwe burgerlijk wetboek huidige regeling van rechtspersonen regeling van rechtspersonen recht in boek II nieuwe burgerlijk wetboek wetgeving die zal worden afgeschaft schoon schip De rechtspersoon is als rechtsfiguur ont staan in de loop van de vorige eeuw. Daar vóór werden handel en nijverheid door in dividueel opererende personen uitgeoe fend. De technische vindingen van de 19e eeuw maakten het ontstaan van de rechts persoon tot een noodzakelijkheid, omdat alleen de rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschappen en verenigingen in staat waren om de kapitalen aan te trekken, die voor de exploitatie van de technische vin dingen in de onderneming nodig waren. Kan men van het rechtspersonenrecht zeg gen, dat dit tot een zekere afronding is gekomen, voor het ondernemingsrecht geldt dat niet. Daar heerst nog te veel on zekerheid en de regelingen, welke de wet gever heeft getroffen, zijn nog niet toe aan afsluiting. Aan de andere kant is het onvermijdelijk, dat het rechtspersonenrecht een zekere in vloed van het ondernemingsrecht onder gaat. Vooral bij de naamloze en besloten vennootschap is dat merkbaar. Ook de coöperatieve vereniging ontkwam niet aan een zekere beïnvloeding door het onder nemingsrecht; het enquêterecht (dat be trekking heeft op het onderzoek naar even tueel wanbeleid) en de wet op de jaarre kening van ondernemingen gelden immers tevens voor de coöperatieve vereniging. Met deze stand van het rechtspersonen- en ondernemingsrecht moest rekening wor den gehouden bij het samenstellen van het nieuwe boek II van het Burgerlijk Wetboek In grote trekken kan men zeggen, dat de wetgever zich een nieuwe regeling van het rechtspersonenrecht ten doel heeft ge steld, waarbij hem met name een verbe terde systematiek voor ogen heeft gestaan. Ten aanzien van het ondernemingsrecht heeft men echter geen nieuwe regelingen tot stand willen brengen; de tot nu toe op dit gebied plaatsgevonden ontwikke ling wordt slechts geconsolideerd. Wil men weten wat er gaat veranderen, dan zal men zich eerst bewust moeten zijn hoe de huidige regeling in elkaar zit. Deze wordt hierdoor gekenmerkt, dat de diverse types van rechtspersonen afzonderlijk ge regeld zijn in allerlei onderdelen van onze wetgeving, zodat het niet eenvoudig is, daarvan een overzicht te verkrijgen. De naamloze en de besloten vennootschap zijn nu geregeld in het Wetboek van Koop handel, samen met de vennootschap onder firma en de commanditaire vennootschap. De coöperatieve vereniging is geregeld in een afzonderlijke wet van 1925. De „ge wone" vereniging werd geregeld in een wet van 1855 „tot regeling en beperking van het recht van vereniging en vergade ring". De „gewone" vereniging wordt bovendien beheerst door een aantal algemene bepa lingen in het huidige Burgerlijk Wetboek. De onderlinge waarborgmaatschappij wordt slechts hier en daar in onze wetgeving genoemd, doch nergens uitdrukkelijk ge regeld. Het is wat beter gesteld met de stichting. Deze heeft sedert 1956 een wettelijke re geling gevonden in een afzonderlijke wet, de wet op stichtingen. De wettelijke rege ling van de diverse types rechtspersonen is nu dus sterk verspreid en daardoor on overzichtelijk, terwijl zij bovendien grote lacunes vertoont. Ook ontbreekt een al gemene regeling, waarin de afzonderlijke wetten kunnen worden ingepast. Daarin met name beoogt de wijziging van het Bur gerlijk Wetboek te voorzien. In de komende wetgeving, waarvan de in werkingtreding binnenkort kan worden te gemoet gezien, is de regeling anders ge groepeerd dan nu. In de eerste plaats zijn algemene bepalin gen opgenomen, die voor alle rechtsperso nen gelden. Daarin is onder meer aange geven, welke lichamen rechtspersoonlijk heid bezitten. Behalve de hiervóór ge noemde types, t.w. de naamloze en de besloten vennootschap, de vereniging en de stichting zijn dat: de Staat, de provin cies, de gemeenten, de waterschappen en de lichamen met verordenende bevoegd heden, zoals het landbouwschap; verder de kerkgenootschappen. De zojuist genoemde rechtspersonen wor den echter overigens niet alle geregeld in het Tweede Boek van het Nieuwe Bur gerlijk Wetboek, daar zij voor het meren deel aan een eigen wetgeving zijn onder worpen. Het Tweede Boek beperkt zich tot een regeling van de verenigingen, de naamloze en de besloten vennootschappen en de stichtingen. Bij de verenigingen wordt geregeld de coöperatieve vereniging en de onderlinge waarborgmaatschappij. Het Tweede Boek van het Nieuwe Burger lijk Wetboek bevat voorts de bepalingen betreffende de jaarrekening. Dat zijn de zelfde voorschriften, die men nu aantreft in de Wet op de jaarrekening van onderne mingen. Ook zijn de bepalingen betreffen de het recht van enquête in het Tweede Boek opgenomen. Jaarrekening en enquête vormen de onderdelen van het onderne mingsrecht. De invoering van al deze nieuwe regelin gen heeft geleid tot de afschaffing van di verse onderdelen van de bestaande wet geving. 1. De wet van 1855 betreffende de vereni ging en vergadering wordt ten dele buiten werking gesteld. Deze wet bevat namelijk twee onderdelen. Het ene onderdeel heeft betrekking op verenigingen, het andere op de „vergaderingen tot openbare beraadsla ging". Afgeschaft worden die onderdelen van de wet, die op de vereniging betrek king hebben. Het verenigingsrecht krijgt immers in het Tweede Boek BW een ge heel nieuwe regeling. 2. De Wet op de Coöperatieve Verenigin gen van 1925 wordt ingetrokken. De coöpe ratieve vereniging wordt in boek II van het Burgerlijk Wetboek als een onderdeel van de vereniging behandeld; aan een afzonder lijke wet bestaat geen behoefte meer. 3. De Wet op Stichtingen wordt ingetrok ken; deze materie is opgenomen in boek II van het Burgerlijk Wetboek. 4. De Duurverlengingswet wordt eveneens ingetrokken. Dat was een bijzondere wet, die tot toepassing kon komen als een ver eniging voor een bepaalde tijd was opge richt en deze tijd was verstreken zonder dat verlenging van de rechtspersoonlijk heid had plaatsgevonden. Ook dit onder werp is nu geregeld in boek II van het Burgerlijk Wetboek. 5. De Wet op de Jaarrekening van onder nemingen wordt ingetrokken, omdat deze materie in boek II BW is geregeld. 6. De bepalingen omtrent naamloze en be sloten vennootschappen stonden tot nu toe in het Wetboek van Koophandel. Daar zul len zij verdwijnen; zij worden overgebracht naar het Burgerlijk Wetboek. De vennoot schap onder firma en de commanditaire vennootschap, die niet als rechtspersonen worden aangemerkt, blijven echter hun re geling vinden in het Wetboek van Koophan del. De inhoud van de bepalingen, die aan de naamloze en de besloten vennootschap zijn gewijd, ondergaat geen belangrijke verandering. Al met al kan men zeggen, dat de invoering van boek II BW meer beoogt om de be- vervolg op pagina 31, 3e kolom

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 27