16 grond een knelpunt verschuivend perspectief steeds kleiner en de grote steeds groter. De middenbedrij ven staan voor de keuze tot de één of tot de andere groep te gaan behoren. Doen zij niets dan worden zij auto matisch klein want stilstand is in een tijd van toenemende kosten gelijk aan achteruitgang. De sprong vooruit welke de ontwikkelingsbedrijven hebben gemaakt, kunnen of wil len deze bedrijven niet maken. Wat moet er gebeuren om voor deze bedrijven het leven toch mogelijk te maken? In het rapport wordt de grond een belangrijk knelpunt ge noemd. Gemiddeld is er per bedrijf 13 ha beschikbaar en er is geen uitzicht op een vergroting van enige betekenis. Een betere verdeling is nodig en daarom zou de uitvoe ring van de ruilverkaveling bespoedigd moeten worden. Er zouden „gebruikspercelen" van minstens 5 ha nodig zijn. Inkomenstoeslagen zijn slechts voor oudere ondernemers op hun plaats volgens het rapport. De inkomenstoeslagen zullen kritisch bekeken moeten worden in verband met het effect op de structuur. De beëindigingsregeling zal aan trekkelijker gemaakt moeten worden. Voor gebruiksbeper kingen ten behoeve van het milieu moeten vergoedingen worden gevonden; er zal onderzoek naar milieuvriendelijke produktiemethoden moeten worden gedaan. Jongeren vor men een kwetsbare groep; het overnemen van onvolwaar dige bedrijven zal hun ontraden moeten worden en voor het overige zullen zij in de eerste jaren van de overname geholpen moeten worden in het fiscale en sociale vlak. In het rapport „Doel 1980" is een neerslag te vinden van de zich wijzigende opvattingen van landbouwbeleid. Er staan geen spectaculaire nieuwe gedachten of voorstellen voor gewijzigd beleid in. Het is wel een hoogst actuele grondslag voor meningsvorming in Brabant. Deze provin cie heeft in de laatste tien jaar een vooraanstaande positie in de Nederlandse landbouw gevestigd en zal volgens dit rapport deze positie niet mogen verliezen, ook in een tijd dat alles stroever zal gaan dan in de achter ons liqqende periode. Moeilijke weken maak ik door en, hoewel er licht gloort aan de einder, het leven ziet er mistroostig uit. Daaraan kunnen zelfs de zeer bevredigende cijfers van het afgelo pen boekjaar niets veranderen. Ik had het, zoals zovelen, al eerder geprobeerd. Pijpjes gebruikt, tabletten gezogen, zoethout gekauwd, blokjes kaas gegeten, vieze drankjes geslikt. Soms hield ik het uren vol, soms dagen, maar altijd kwam het moment, dat ik met samengeknepen vuisten voor dat kleine pakje stond en wist, dat ik enkele momenten later door de knieën zou gaan. Nu is het anders. Het duurt al vijf weken, twee dagen en - laat eens kijken - veertien uur, achttien minuten en twaalf seconden. U begrijpt het wel, sedert Nieuwjaarsdag ben ik niet-roker. Druk op de maag en druk op de bank, daarmee begon het. Stressverschijnselen, constateerde de dokter en schreef me kalmte voor. Daarnaast schilderde hij in schrille kleu ren de gevolgen voor hart en bloedvaten, zenuwen en an dere inwendige organen, als ik nog langer doorging met het vrijwillig innemen van nicotine, teer en koolmonoxide. Had-ie zelf gerookt dan was me wellicht iets anders afgera den. Maar ja, roken is nu eenmaal slecht en onze dokter heeft één - afwijking had ik bijna geschreven - stokpaard je, dat is zijn strijd tegen de tabak. O'Henry, een Amerikaans schrijver, zei eens dat ophouden met roken de eenvoudigste zaak van de wereld is. Hijzelf had het al tientallen keren gedaanVergeet het maar, wat me in leven houdt is het vooruitzicht op meer smaak en reuk, meer uithoudingsvermogen, meer lucht. Vult u zelf maar aan. Veel beloven, weinig geven, doet de gek in vreugde leven, zei de secretaris gisteren schamper tegen me en stak vlak onder mijn neus een goeie bolknak op. Nu is inderdaad het enige wat ik tot heden aan mijn strijd tegen de sigaret heb overgehouden enkele kilogrammen meer kassier dan voor heen. Enfin, ik zal er wel beter van worden. Zelfs de bank wordt er beter van, want ik pik geen relatiesigaartjes meer uit de mooie zilveren doos, die ons ooit nog eens door de Centrale Bank is geschonken. Nolens volens ben ik een medestander geworden van onze plaatselijke Meinsma. Vorig jaar heeft de algemene vergadering hem ook in het bestuur van de bank gekozen. Hij wilde wel, maar stelde één voorwaarde. Op de bestuursvergaderingen mocht in zijn aanwezigheid niet meer worden gerookt. In een ogen blik van zwakte en ook omdat het zo'n aardige kerel is, zeiden de anderen ja. Zij hebben het er nog steeds moeilijk mee, ik straks lek ker niet meer. Zijn benoeming had nog een onvermoed voordeel. Sinds de dokter in het bestuur zit duren de be stuursvergaderingen half zo lang als vroeger. Hoe zou dat nou toch komen? Cas Sier

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 18