15 een knik middengroep eenlijnig denken verschillen groter tie. Tezamen met de grote verscheidenheid in de landbouw, het betrokken zijn bij de natuur, worden genoemd sober heid, werklust, nuchterheid en gezond verstand, die volgens het rapport juist bij deze bevolkingsgroep naar voren komen. Voor het overige besteedt het rapport terecht aan dacht aan hetgeen men met deze goede eigenschappen, waarvan het bestaan niemand zal ontkennen, kan en moet doen. Uitgangspunt van het rapport is dat er een knik in de ont wikkeling is. De periode van groei is voorbij. Dit is niet „Doel 1980" enige moeite. Het zijn niet de sterke groeiers en ook niet degenen die zo snel mogelijk de landbouw willen verlaten. Er wordt een aantal kenmerken genoemd waarachter een grote verscheidenheid schuil gaat. Belang rijk is dat velen van deze bedrijfshoofden zich zelf althans voor hun generatie als blijver in de landbouw beschouwen ofschoon de bedrijfsontwikkeling niet optimaal is en dat er hard moet worden gewerkt en sober moet worden geleefd. Een voordeel van deze bedrijven is wel dat er relatief veel eigen vermogen is en er geen grote schuldenlast is waar onder de sterke groeiers vaak ook psychisch gebukt gaan. Dit laatste betekent volgens het rapport ook dat het be schikbare inkomen voor deze bedrijven niet zo ver van dat van de ontwikkelde bedrijven afligt als men oppervlakkig zou denken. Brabantse boerderij met de silo's mooi tussen de bomen schuilgaand. (Foto Jan van de Kam) alleen een kwestie van de harde cijfers van afzet, van be schikbaarheid van grond en van werkgelegenheid voor hen die de landbouw willen verlaten. Het steeds maar groter worden van de bedrijven heeft ook de grenzen van het menselijk kunnen duidelijk gemaakt en de behoefte gewekt aan meer kwaliteit in de bedrijfsvoering en minder kwan titeit. Daarbij stellen de vraagstukken van het milieu be perkingen aan de voortgang van de alleen op produktie- toename gerichte technieken; ook de boer zelf zal zijn betrokkenheid bij de natuur waar moeten maken en vol gens het rapport oog moeten hebben voor een aantrekke lijk - zij het een levend en veranderend - landschap. Tegen deze achtergrond meent het rapport dat de aan dacht de komende jaren vooral gericht moet worden op de middengroep van bedrijven. Ook in dit opzicht is er een parallel met het landelijk beleid van de landbouworganisa ties en de overheid. Het afgelopen jaar is het accent van het ontwikkelingsbeleid niet alleen gelegd bij de voortrek kers die via de rentesubsidies van de EG steun krijgen voor de sterke vergroting van de bedrijven. De criteria voor het rentesubsidiebeleid zijn verruimd zodat ook de mindere sterkere groeiers aan bod komen. Verder is het beleid verbreed, zoals met de subsidiëring van de verbe tering van gebouwen en de zogenaamde particuliere tech nische werken waarvan een betrekkelijk brede laag van bedrijven kon profiteren. Met de omschrijving van de middengroep heeft het rapport In „Doel 1980" wordt vooral aandacht gevraagd voor be drijven uit de middengroep waar een opvolger voor aan wezig is of waarvan het bedrijfshoofd nog aan het begin van zijn loopbaan staat. Het rapport komt tot de conclusie dat door het beëindigen van bedrijven er wat de grond be treft geen ruimte van enige betekenis komt. Het zal dan ook nodig zijn dat de middengroep zich vooral richt op een verbetering van de kwaliteit van de produktie. Het ge mengde karakter zal gehandhaafd moeten worden of zelfs ingevoerd, zoals bij de akkerbouw die er een veredelings- tak (varkens) bij zal moeten nemen. De grond zal zo efficiënt mogelijk ingedeeld moeten worden waardoor het gemiddelde bedrijf dan wel niet groter kan worden maar er toch gemakkelijk te bewerken percelen komen die - in het geval van de veehouderij - ten dele dicht bij de bedrijfs gebouwen liggen. Wat de omvang van het middenbedrijf betreft, geeft het rapport „om de gedachten te bepalen" de volgende voor beelden van bedrijven; - 10-15 ha, 15-25 melkkoeien en varkens of pluimvee - tuinbouw met 4000 m2 glas met vollegrondsprodukten - 15-25 ha akkerbouw. Het rapport verwacht dat de omvang van de produktie de komende jaren niet zal toenemen. De bedrijven zullen uit zijn op consolidatie. Een uitzondering vormen de varkens waarvan de produktie nog zal toenemen. Het rapport waar schuwt bij de varkens voor markt-, milieu- en mestproble men (de 3xM) die het nodig maken dat het beter is dat de nog beschikbare ruimte gebruikt wordt voor bedrijven die zich nog moeten aanpassen en niet voor de uitbreiding van de reeds grote varkenshouderijen. Op welke wijze dit bereikt kan worden is in het rapport niet aangegeven. Men rekent er waarschijnlijk op dat in de discussies in de vergaderingen van landbouworganisaties en in de gesprek ken met voorlichters deze gedachte wordt aanvaard en zo de handelingen van de producenten gaat beïnvloeden. Geen dwang of andere overheidsmaatregelen maar door de opinie te vormen moet het „Doel 1980" vooral bereikt worden. De ondertitel van het rapport is dan ook niet toevallig „Denken Op Een Lijn". Hier spreekt een gemeen- schapsgericht denken dat ook in het recente verleden van de Brabantse landbouw een grote rol heeft gespeeld. Enkele malen wordt in het rapport gesteld dat de verschil len tussen de achterblijvers, de middengroep en de voor trekkers steeds groter worden. De kleine bedrijven worden

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 17