wij vroegen,
dr verhage
antwoordde
11
Als het ware op de valreep mochten we vorige maand nog een spontaan vraag
gesprek hebben met dr. Verhage, de voorzitter van de hoofddirectie van onze
Centrale Bank.
Op de valreep, want met het jaar 1975 en de gebruikelijke persconferentie over
het wel en wee van onze organisatie achter de rug, stond de heer Verhage op
het punt in sneeuw en bergen een welverdiende wintervakantie te gaan nemen.
Wij hebben er niet op gezinspeeld, maar 1976 zal voor de heer Verhage zelf
in ieder geval een bijzonder jaar worden. Eind dit jaar is hij voornemens af te
treden, zodat het tevens de laatste gelegenheid was hem in zijn huidige functie
aan het begin van een jaar naar zijn mening te vragen.
Hebt u op dit ogenblik meer vertrouwen in
de economische toestand dan in begin
1975?
Ja, ik heb wel wat meer vertrouwen. Neder
land met zijn open economie en een ex
port van ongeveer de helft van ons bruto
nationaal inkomen is zeer afhankelijk van
de conjuncturele ontwikkeling in het bui
tenland. En dan zie je dat in Amerika de
economische toestand zeker beter wordt
en dat in Duitsland er meer tekenen zijn
dan hier, dat de conjunctuur verbetert.
Toch is daarvan maar in betrekkelijke mate
een oplossing van onze eigen vraagstuk
ken te verwachten, omdat met name de
werkloosheid veel meer afhankelijk is van
structurele dan van conjuncturele verbete
ringen.
Daar raken we dus de maatregelen van
de overheid.
Inderdaad. Als ik de regeringspolitiek over
weeg, die nu aangekondigd is en die in
lichte mate herzien wordt omdat de toe
stand er nog wat ongunstiger uitziet dan
het Centraal Planbureau in het najaar ver
wachtte, dan geloof ik toch niet dat dat
allemaal genoeg is om de structurele oor
zaken van de werkloosheid in voldoende
mate weg te nemen. Met name het rende
ment van het in bedrijven geïnvesteerde
vermogen zal onvoldoende blijven en of
de sterke inflatie zal worden ingedamd, is
zeer de vraag. Met vele deskundigen be
twijfel ik of het inflatiepercentage gezien
de huidige maatregelen dit jaar van 10%
tot 6% kan worden teruggebracht. Het is
met name die zware mate van inflatie, die
de regeringsplannen tegenwerkt en die
anderzijds door de aangekondigde maat
regelen nog onvoldoende zal worden te
ruggedrongen.
In die beschouwing betrek ik nog niet wat
de minister-president - naar eigen woor
den „zo met de benen op de tafel" - ge
zegd heeft. We weten immers niet in hoe
verre die gedachten werkelijk door het ka
binet gedeeld worden. Er schijnt nog al
veel onenigheid over te zijn, ook in de
kringen tot wie de minister-president gere
kend moet worden.
Maar Den Uyl ging toch wel in de richting
van zijn partijgenoot professor Stevers die
vorig jaar sterk aandrong op verlaging van
de collectieve lasten?
Dat was maar heel gedeeltelijk. In zijn
losse beschouwing - losser haast dan die
van mij - verlaagt Den Uyl de sociale las
ten wel in belangrijke mate, maar dat doet
hij gewoon door die lasten te leggen daar
waar ze toch ook druk uitoefenen. Met
name de particuliere inkomens tussen de
25 en 40 duizend gulden zullen zwaar be
last worden door het eventueel vervallen
van kinderbijslag en het ontbreken van
kinderaftrek bij belastingen. Dat vind ik
nauwelijks verlaging van sociale lasten.
Bovendien heeft de minister-president he
lemaal niet gesproken over een aanmerke
lijke besnoeiing van de werkelijke rege
ringsuitgaven.
Bij de banken, ook de Rabobankorganisa-
tie, merk je gezien hun uitkomsten over
1975, niet veel van de recessie. Hoe komt
dat?
Nou dat is, geloof ik, wel goed verklaar
baar. Je hebt natuurlijk wel minder kre-
dietvraag, maar je kunt toch je toever
trouwde middelen rendabel uitzetten. Mede
door de inflatie is op die wijze toch nog
een redelijke rentemarge mogelijk, al is
deze op het ogenblik wat ingekrompen.
Maar bij zo'n inkrimping zijn de banken
genoodzaakt ook hun creditrente te verla
gen, want zeker in deze tijd van sterke in
flatie kan geen enkele bank zich veroorlo
ven haar solvabiliteitspositie te laten ver
zwakken. Zonder enige afspraak is dus
iedere bank geneigd hetzelfde beleid in
grote lijnen te volgen. Hierop is één hele
merkwaardige uitzondering. In Frankrijk
kunnen genationaliseerde banken - ik weet
niet of dat ook over 1975 het geval is -
het zich veroorloven om zelfs met verliezen
naar voren te komen. Maar een niet gena
tionaliseerde bank - en zover zijn we in
ons land gelukkig nog niet - kan dat niet
eens overwegen en daarom leidt het be
leid, dat een bank moet voeren er toe, dat
de banken ieder voor zich zonder dat daar
enige afspraak over is toch met een be
hoorlijke winst voor de dag komen. Overi
gens verwacht ik dat de winst van de Ra-
bobankorganisatie over 1975 zeker rela
tief niet de hoogste zal zijn van het Ne
derlandse bankwezen.
Maar de winst is wel moeilijk aan het pu
bliek te verklaren.
Ja. Ik kan dat ook best begrijpen, want het
publiek ziet om zich heen een groot aan
tal bedrijven - zelfs multi-nationals - die
met zeer aanzienlijke verliezen te kampen
hebben. Toch moet het publiek zich rea
liseren, dat een financiële instelling aan
wie middelen zijn toevertrouwd bij een in
flatie van 10% of meer ook zijn eigen ver
mogen minstens met eenzelfde percentage
moet zien stijgen om een gelijke solvabili
teitspositie te blijven innemen. En als er
dan nog uitbreiding van zaken is, als er
meer middelen worden toevertrouwd, dan
moet ook die solvabiliteitspositie worden
versterkt. Anders zou er geen enkele uit
breiding aan zaken gegeven kunnen wor
den, ook al niet vanwege de solvabiliteits-
richtlijnen van De Nederlandsche Bank.
Voor een coöperatieve financiële instelling
als de onze, die haar taak ten opzichte
van leden en cliënten wil blijven vervullen,
moet die solvabiliteitsversterking natuur
lijk, meer nog dan bij een particuliere or
ganisatie, geheel uit de winst komen. An-