I
10
1-
1
1
1
de remedie
KERNGEGEVENS MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF 1974 1976
omschrijving
detailhandel
ambachten
horeca
vervoer
m.k.b.
1974 1975 1976
1974 1975 1976
1974 1975 1976
1974 1975 1976
1974
1975
1976
mutaties ten opzichte van voorafgaand jaar in /o
waarde
11
11
10
8
9
8,5
9,5
11
10
15
4.5
14,5
9,5
10
9,
prijs
8.5
8,5
8
13
9
8,5
7.5
9
8
10
10
9,5
10,5
9
8
volume
2.5
2.5
2
4,5
0
0
2
2
2
4,5
5
5
1
1
loonkosten
waarde
24,5
14
11
9.5
10,5
9
14.5
12
9,5
18
17
13,5
13,5
12
10
prijs
24.5
14
10.5
14
13,5
10
13.5
12
8
15
22
10,5
16
14,5
10
volume
0
0
0,5
4,5
2,5
1
1
0
1.5
2,5
4
2,5
2,5
2
0
inkoop- en overige
bedrijfskosten
waarde
10,5
11
10
9.5
9.5
9
8
10,5
10
17,5
0,5
15.5
10,5
10
10
prijs2)
8,5
8.5
8
14,5
9
8.5
7
8,5
8
13
8.5
10
11
9
8.5
volume
2
2.5
2
4,5
0.5
0
2
2
4
7.5
5
0,5
1.5
overig inkomen 3)
waarde: totaal
0,5
8
6.5
5,5
1.5
7,5
0
6
10.5
0
12
15
3
3
7.5
per zelfstandige
2,5
10.5
9.5
3.5
2.5
9
0,5
5,5
10
3
9.5
18,5
5
9.5
arbeidsvolume
zelfstandigen 4)
2,5
2.5
2.5
2
1.5
1.5
0.5
0.5
0,5
3
3
3
2
1.5
2
werknemers
0
0
0,5
4.5
2.5
1
1
0
1,5
2.5
4
2.5
2.5
2
0.5
totaal
1.5
1.5
1
4
2
1
0.5
0.5
1
0,5
3.5
0,5
2.5
2
1
Bron ramingen EIM
afgerond op 0,5
verhoging indirecte belasting, w o de BTW, is als prijsmutatie aangemerkt
d i in grote lijnen vergelijkbaar met de (fiscale) nettowinst, d w z winst voor
altrek van ondernemersloon, het loon voor medewerkende gezinsleden, rente
over geïnvesteerd eigen vermogen
4) inclusief medewerkende gezinsleden
midden- en kleinbedrijf
laten houden met die van andere bevol
kingsgroepen, Met name de inflatie en de
hoge fiscale en sociale lasten belemmeren
bij de huidige teruglopende conjunctuur
een positieve ontwikkeling van het midden-
en kleinbedrijf. De overheid probeert daar
met incidentele maatregelen wat aan te
doen, maar naar het inzicht van het be
drijfsleven blijft er ondanks dat onvoldoen
de ruimte over voor een verantwoorde ont
plooiing op economisch terrein.
De tweede groep van problemen - de lan-
ge-termijn-problemen - is wat moeilijker
te concretiseren. In het algemeen kan ge
zegd worden, dat hervatting van de eco
nomische groei identiek is aan een op
leving van de economie. Voor de meeste
midden- en kleinondernemingen in dit ver
band eerder indirect dan direct. De ar
beidsintensieve prestaties, die in het mid
den- en kleinbedrijf vooral voorkomen,
ontwikkelen zich bij produktievergroting
door schaalvergroting moeizaam. Arbeid
wordt in deze ontwikkeling vervangen door
andere produktiefactoren (investeringen).
In feite wil dit zeggen, dat economische
groei door middel van schaalvergroting
voor arbeidsintensieve ondernemingen bij
na voortdurend leidt tot nieuwe moeilijk
heden. Deze moeilijkheden behoeven niet
altijd als ongunstig te worden gekwalifi
ceerd. Zij kunnen een prikkel vormen voor
betere prestaties. Zij kunnen echter ook
een voortdurende prikkel vormen tot ver
groting van het aantal prestaties (kwanti
tatief) met daaraan verbonden een inhou
delijk (kwalitatief) verlies. Dat valt pas
op langere termijn op. Het marktmecha
nisme werkt op dit punt slecht. Pas wan
neer de kapper of de kleermaker verdwe
nen zijn, wordt de afnemer geconfronteerd
met de gevolgen van de eigen weigering
meer voor de activiteiten van zulke am
bachtslieden te betalen*).
Het voorzieningsniveau, dat wil zeggen
de voorziening van de consument met op
individuele behoeften afgestemde goede
ren en diensten, wordt langzaam aangetast.
Het is gedifferentieerd naar plaats, tijd,
maat en individuele ontplooiingsmogelijk
heden en omvat de winkel in de nabijheid
van de consument; de ambachtelijke
dienstverlening (kapper, loodgieter); alle
maatwerk en de meer persoonlijk inge
stelde wensen op het terrein van woning
inrichting, recreatie enz. Verarming van dat
niveau maakt ingrijpen noodzakelijk.
De vraag, welk concreet ondernemersop
treden nodig is c.q. welke concrete be
leidsmaatregelen genomen moeten wor
den, is niet eenvoudig te beantwoorden.
Herneemt de economie zijn groei dan zal
een handhaving c.q. verbetering van het
voorzieningsniveau vooral gezocht moeten
worden in hogere prijzen. Bij handhaving
van het bestaande niveau zonder groei, is
de vraag of de overgebleven ondernemin
gen bij het huidige niveau voldoende kun
nen functioneren een kernpunt. Bij terug
lopende economische activiteiten ligt het
kernpunt meer in de sfeer van de hand
having van het consumptieniveau. Ondanks
teruggang in de industrie zou dit voor een
groot aantal takken in het midden- en
Zie mijn ,,De presentie van de zelfstan
dige ondernemer", Vrije Universiteit, Am
sterdam, juni 1971.
kleinbedrijf kunnen betekenen, dat de om
zetten en ook het beloningsniveau bij een
niet al te groot inflatiepercentage ongeveer
gehandhaafd zouden kunnen worden.
Theoretisch presenteren zich derhalve een
aantal alternatieven. In de praktijk over
heerst de gedachte, straks is het over en
groeit de economie weer door. In dat ge
val is het eerste alternatief, te weten de
verhoging van prijzen voor arbeidsintensie
ve produktie, de te volgen lijn. Dat volgen
van die lijn gaat dan tegen de verdrukking
in.
De aandacht moet dan ook vooral gericht
worden op de noodzakelijke verandering
van mentaliteit. Dat veranderingen gaan
optreden is buiten kijf. De veranderde in
stelling ten aanzien van het milieu, de
volksgezondheid, het gebruik van grond
stoffen en in het algemeen ten aanzien
van de weggooimentaliteit zal leiden tot
rekenen met kosten, die nog niet op het
bruto nationaal produkt in mindering wor
de gebracht. Het in rekening brengen van
deze kosten zal leiden tot het duurder
worden van het industrieel vervaardigde
produkt en daardoor tot het relatief voor
deliger worden van de kosten van de ar
beid. De paradox in deze ontwikkeling is
dat de arbeid goedkoper wordt maar toch
meer naar waarde wordt geschat. De ar
beidsintensieve prestatie wordt goedkoper
in verhouding tot het industriële produkt.
Het vakbekwame ondernemerschap zal
daardoor meer kansen krijgen.
Het zou te betreuren zijn, wanneer deze
hernieuwde aandacht voor de arbeidsin
tensieve prestaties, waarvan bijvoorbeeld
het optreden van de warme bakker een
voorbeeld is, pas goed door zou zetten als
de ondernemingen, die zulke prestaties
kunnen aanbieden verdwenen zijn. Daar
om verdient het aanbeveling in deze tijd,
waarin de nieuwe ontwikkelingslijnen nog
slechts aarzelend getrokken kunnen wor
den, pas-op-de-plaats te maken en moge
lijk het wegvallen van midden- en klein
ondernemingen te voorkomen.
Er is derhalve geen tovermiddel, waarmee
de problemen van het midden- en kleinbe
drijf in een handomdraai kunnen worden
opgelost. De lijst van concrete maatre
gelen bleek zelfs te omvangrijk om in dit
artikel te worden opgenomen. Wil men des
alniettemin enkele duidelijke aanbevelin
gen, dan gaat het om drie basiswensen:
1. verbetering van de vermogenspositie
met name door het scheppen van fiscale
ruimte voor reserveringen en het corrige
ren van inflatieverlies;
2. meer ruimte voor prijsverhogingen van
arbeidsintensieve produktie en dienstver
lening;
3. overbruggingsmaatregelen voor onder
nemingen, die het onder de huidige om
standigheden extra moeilijk hebben en die
in de toekomst niet gemist kunnen worden.