uit orize historie
35
WAAR IN 'T BRONSGROEN EIKENHOUT...
Zingt het nachtegaaltje in Zuid-Limburg nog wel in het bronsgroen eikenhout of is dat
ook onherroepelijk verleden tijd geworden?
Terugblikker was weer eens in het zuiden, maar gaat om de „zangproef" te nemen toch
ook eens in het voorjaar het oor te luisteren leggen op het zachte Limburgse mos. Mis
schien dat de nachtegalen dan hun aanwezigheid in zoete tonen kenbaar maken.
Maar toch heeft Terugblikker ten volle kunnen genieten van wat ons Zuid-Limburg aan
schoons, stilte, wijde panorama's en gulle gastvrijheid te bieden heeft in Eperheide en
verre omgeving.
Het is een land om te dromen en te peinzen en om steeds weer voor nieuwe verrassingen
te staan te komen voor geïnteresseerden in de geologische geschiedenis, maar ook voor
hen die zich gebonden weten aan de menselijke historie die in dit land heel vele sporen
heeft getrokken.
Naar Terugblikker heeft vernomen, leidde
heel lang geleden een Romeinse weg van
zuid naar noord door, wat wij nu kennen
als onze provincie Limburg.
Langs deze route zijn vele bewijzen van
bewoning door verre voorouders gevonden
in voorwerpen die er van getuigen dat zelfs
in voorhistorische tijden handelsverbindin
gen met vele landen bestonden. De meest
spectaculaire vondsten zijn misschien wel
de ontdekkingen van Romeinse thermen
(badinrichting) in Heerlen en de bijzonder
interessante Heimansgroeve bij Epen.
Op de route naar het zuiden ligt, tussen
Venlo en Weert, het dorp Roggel, dat niet
behoort tot de kring Maastricht maar als
„gast" in dit artikel welkom is.
Roghele, Roegele, Roggelen, Roggel, be
tekent waarschijnlijk: Plaats van samen
komst. Kan dit duiden op markten, rechts
gedingen en andere volksvergaderingen?
Een boekje met ansichtkaarten en foto's
„Uit Roggels Verleden" laat ons zeer in
drukwekkende burgerwachters achter drei
gende geweerlopen zien en ernstig „naar
het vogeltje kijkende" schoolkinderen, om
ringd door uitermate waardige onderwij
zers. Het gedicht „Roggel mien Durpke",
in eigen spraak geschreven doet iemand
uit het wilde noorden van ons land ver
langen naar de rust van de, naast het grote
verkeer gelegen, oases van kalmte. Eilacie,
die rust wordt hoe langer hoe verder
teruggedrongen!
De notulen bevatten een schat van gege
vens die Tb. in de hoop dat ze voor u, lezers,
even interessant zijn graag aan u door
geeft.
De bank te Roggel werd in 1903 opgericht
en men besloot de zaken maar direct goed
en doortastend aan te pakken en vooral
op de kleintjes te letten want van geld uit
geven wordt niemand rijk.
Zodoende is in het Huishoudelijk Regle
ment te lezen dat: „Vreemde munt wordt
aangenomen, maar zoo dat van elke 60
cent een cent meer betaald wordt", voor
Terugblikker onbegrijpelijk; voor financieel
deskundigen natuurlijk zéér begrijpelijk.
Voor de eerste maal in al de doorgelezen
notulen vond hij een met potlood in marge
aangetekende rekentabel die het bereke
nen van provisie zeer zal hebben verge
makkelijkt. Die provisie beliep bij voorschot
ten van één tot dertig gulden 20 cent op
lopend, bij voorschotten van duizend tot
tweeduizend gulden 5,- en bij nog hogere
voorschotten 'At en ter bescherming van
kassier en kapitalen werd besloten dat
Kassier buiten de - nog zeer enkele
zittingsuren geen geld in ontvangst mocht
nemen; zo'n man kan toch niet met zoveel
geld onbeschermd over de weg gaan!
Alhoewel het ledental niet onbevredigend
toenam, meende de adviseur in 1906 toch
dat men van de bank te weinig werkelijk ge
bruik maakte.
,,Hoe dikwijls toch gebeurt het niet dat de
een of ander om geld verlegen is, de een
zou bijvoorbeeld graag een stuk vee bij
zetten, voeder genoeg, maar; de centen,
gaat naar de bank en voor een 30 a 40
cent onkosten zijt ge klaarweer een
ander zou vruchten willen koopen op een
tijd dat er wat aan te verdienen is maar
alweer het oude deuntje ,,de centen". Gaat
naar de bank en nog eens, gaat naar de
bank en vergeet niet dat zij is eene Leen
bank
Omdat in 1907 de vergadering niet op tijd
voltallig was, besteedde de Eerwaarde
heer Adviseur de beschikbare tijd maar
Bij het inhalen van Burgemeester Mertens
in 1919 poseerde de Burgerwacht in volle
glorie met rechts de tamboer, Zeister
Toonke".