29 kapitaalmarktvraag het kapitaalmarktverkeer met het buitenland het saldo van vraag en aanbod nationaal inkomen) kan men onvoldoende informatie halen om tot een voorspelling te kunnen komen. Wij gaan er van uit, dat het aanbod van de categorie fondsen en spaar banken in 1976 met circa 12% zal stijgen. Dit komt overeen met het vermoedelijke stijgingspercentage van het nationaal in komen. Ten aanzien van het netto kapitaal marktaanbod van gezinnen en bedrijven wordt voor 1976 een bedrag verondersteld dat gelijk is aan de vermoedelijke uitkomst van 1975. Uitgaande van een aantrekkende conjunctuur en de grote financieringsbe hoefte van de overheid zullen de geld- scheppende instellingen in 1976 meer op de kapitaalmarkt uitzetten. Door ons wordt uitgegaan van een bedrag dat vrijwel gelijk is aan het nominale bedrag in 1972 en daar mee circa 1,- miljard boven de vermoe delijke uitkomst van 1975 zal komen te lig gen. Op grond van het bovenstaande komt men tot een cijferopstelling als in tabel A hiernaast. Het financieringstekort van het Rijk en de lagere overheid zal in 1976 minstens 17 miljard bedragen. Een analyse van de cij fers in het verleden leert dat in de jaren met een vrijwel overeenkomstige conjunc tuurfase als die welke voor 1976 wordt ver wacht een relatief groot beroep op de kapi taalmarkt mogelijk was. Mede gezien de ontwikkeling van de particuliere spaar- quote lijkt een netto beroep van de over heid op de kapitaalmarkt van circa 4,5% van het nationaal inkomen in 1976 haalbaar. Dit impliceert dat de overheid circa ƒ9,5 miljard van haar tekort zal kunnen dekken op de kapitaalmarkt. Er is derhalve in 1976 7,5 miljard monetair te financieren. Van het tekort ad 17 miljard heeft ƒ14 miljard betrekking op het Rijk en 3 miljard op de lagere overheid. Als ruwe schatting zou men ervan kunnen uitgaan dat de lagere overheid 2 miljard van haar tekort dekt via de kapitaalmarkt en de resterende 1 mil jard monetair financiert. Voor het Rijk zijn de overeenkomstige bedragen dan 7,5 miljard respectievelijk 6,5 miljard. Ten aanzien van het netto beroep op de kapitaalmarkt van de private sector zou men op grond van de conjunctuur in 1976 enig aantrekken mogen verwachten. De kapitaalvraag van deze sector zal circa 16 miljard bedragen. Het netto beroep van de geldscheppende instellingen betreft de opgenomen lange leningen en aandelenemissies. In 1975 was dit een hoog bedrag. Gezien de te ver wachten ontwikkelingen in 1976 lijkt het reëel om van een bedrag uit te gaan dat weliswaar kleiner is dan dat van 1975 maar structureel vrij hoog is. Derhalve zijn wij van een bedrag ter grootte van 1 miljard uitgegaan. Uit het bovenstaande resulteert het netto binnenlandse beroep op de Ne derlandse kapitaalmarkt zoals aangegeven in tabel B op deze pagina. Hieruit blijkt dat er - bij de gemaakte ver onderstellingen - een aanzienlijk aanbod overschot is. Alvorens hieruit conclusies te kunnen trekken dient ook het buitenland in de beschouwing te worden betrokken. Het kapitaalmarktverkeer met het buiten land is bijzonder moeilijk te traceren. Naast de valutaire ontwikkelingen en de netto kapitaalstromen met het buitenland spelen ook de ontwikkelingen in het buitenland zelf een belangrijke rol. Indien het te be halen rendement in het buitenland hoger is dan in Nederland zal van die situatie een opwaarts effect op de rente uitgaan ten einde een extra kapitaaluitvoer te vermij den. Algemeen gaat men er van uit dat de Tabel A netto aanbod a van fondsen spaarbanken gezinnen en bedrijven geldscheppende instellingen a in miljoenen guldens b Tabel B netto beroep a van Rijk lagere overheid private sector geldscheppende instellingen -/- netto aanbod a in miljoenen guldens b conjuncturele opgang in de Verenigde Sta ten een feit is. Daarnaast hebben de Verenigde Staten en West-Duitsland groeipercentages voor de geldhoeveelheid vastgesteld van ongeveer 6-8%. Gezien het handelen van de mone taire autoriteiten in die landen mag men er van uitgaan dat dit doel niet snel zal worden losgelaten. In 1976 worden in de verschillende ge- industraliseerde landen zeer grote begro tingstekorten verwacht. Ook in deze landen kan de dekking ervan problemen geven. Zo heeft de Duitse regering al aangekondigd - in beperkte mate - geld te willen lenen op de internationale kapitaalmarkt om de binnenlandse markt niet te overspannen. Naar verwachting zal in de Verenigde Staten een groot deel van de tekorten net als in dit jaar met betrekkelijk kortlopend papier worden gedekt. Ook in het buiten land zal de timing van de dekking van de begrotingstekorten bijzonder belangrijk zijn. Lukt het deze te doen plaatsvinden voordat de kredietvraag van de particu liere sector - in aanzienlijke mate aan trekt, dan behoeft hier geen sterke rente- opdrijvende werking vanuit te gaan. Het netto beroep van het buitenland op de Nederlandse kapitaalmarkt betreft de uit voer van Nederlands particulier kapitaal. Dit gebeurt in hoofdzaak door de aankoop van buitenlandse effecten in het beurs- verkeer, buitenlandse emissies in Neder land en transacties op de onderhandse markt. Voor de afvloeiing van middelen naar het buitenland is uitgaande van een enigszins verbeterend beursklimaat in 1976 een bedrag opgenomen van 2,0 miljard. Dit ligt daarmee boven het niveau van 1972. Het netto aanbod uit het buitenland is in een aantal jaren, mede door het O-guldencircuit, vrij gering geweest. Het is hier pro memorie opgenomen. Uit het kapitaalverkeer met het buitenland resulteert derhalve een afroming van het binnenlands aanbodoverschot met circa 2,0 miljard. Op grond van het bovenstaande kan men concluderen dat er in 1976 een aanbodover schot is. Dit impliceert enerzijds dat hiervan een geringe rentedrukkende werking kan uitgaan en anderzijds dat er voor het Rijk 1972 1973 1974 1975b 1976 9.902 9.600 11.924 10.622 2.178 1.916 1.281 2.252 18 000 1.736 2.943 2.918 2.875 4.000 7.523 6.862 6.225 4.813 7.300 21.339 21.321 22.348 20.562 29.300 7e drie kwartalen. 1972 1973 1974 1975 b 1976 2.216 1.806 2.436 3.311 1 4.269 2.006 3.872 2.508 9'500 13.174 13.536 14.186 11.933 16.000 307 859 523 1.338 1.000 19.966 18.207 21.017 19.090 26.500 29.300 2.800 1e drie kwartalen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 31