17 In zijn studeerkamer toonde onze gastheer zich onmiddellijk de man die gewend is methodisch te denken. Hij schiep meteen orde in de zaken, die niet en wel in zo'n gesprek aan de orde kunnen komen. Want omdat hij 15 jaar lang hoge functies in de EEG heeft bekleed, brachten we een hele serie EEG-problemen ter tafel, waarover hij mogelijk wat zou kunnen zeggen. Laat ik maar één hoofdpunt bij de kop nemen, want uw materiaal is zo omvangrijk, dat je het nauwelijks in 20 bladzijden of in een lezing van 5 kwartier zou kunnen be handelen. Als we in deze tijd over Europa en de land bouw praten, is het zaak te kijken wat de eenwording van West-Europa in concreto op economisch en politiek vlak moet bete kenen. Ik geloof, dat dat de beste benade ring is van de huidige moeilijkheden in de landbouw. Het is ook een verhaal apart, want je laat dan - kort gezegd - bewust de ideologie weg, die de oorspronkelijke grondleggers na de Tweede Wereldoorlog voor ogen stond met de Europese eenwor ding. Met voorbijzien van die ideologie heeft de EEG dan als doel een situatie waarbij het economisch klimaat in de 6 of 9 lidstaten op gelijke wijze wordt beïnvloed door publiek-rechtelijke maatregelen, zodat als het ware een beleid tot stand komt als gold het één land. Denk b.v. aan de USA met zijn verschillende staten. Dat beeld hadden wij in 1958 duidelijk voor ogen en daarmee moesten we rekening houden met de constructie van het land bouwbeleid. De grondleggers hadden hun ideologie - Mansholt eveneens en ik ook - maar wij waren allereerst werkers binnen de constructie die moest ontstaan. Nu is de EEG of de Europese Commissie niet de ontdekker van behoefte aan land bouwbeleid. Die bestond al in alle lidstaten. Het beleid moest echter gelijkvormig ge maakt worden, alsof er maar één parlement en één regering was. Wegvagen van econo mische grenzen was noodzakelijk. Zo zijn we gestart. Het is gelukt om één en het zelfde land bouwbeleid aanvaard te krijgen. Dat het nog niet ideaal is, zij toegegeven, maar in wezen beginnen we dan over details te praten. De heer Heringa gaat verder en we zien hem als het ware bedachtzaam de grote lijn zoeken door de wirwar van belangrijke zij lijnen, die hij ongetwijfeld precies kent: Dat landbouwbeleid betreft maar één be paalde sector. Het is echter onlosmakelijk verbonden met het beleid in andere sec toren zoals sociaal beleid, grondpolitiek (pachters), belasting op inkomen (direct- indirect), monetair beleid en wat dies meer zij- Dat de landbouwpolitiek nu zijn moeilijk heden kept, is veel meer een gevolg van het ontbreken van een zelfde mate van integratie op genoemde terreinen van an dere sectoren dan van de landbouwpolitiek als zodanig. Altijd zijn er moeilijkheden ge weest om tot overeenstemming te komen en die hingen samen met de structuur van de landbouw, waarvoor de minister en de regering zich politiek verantwoordelijk achtten in hun eigen land. Allerlei bijko mende problemen duiken daarbij op, b.v. de nationale interesse voor import uit of export naar derde landen. Dat leidde dan weer tot fricties binnen de ministerraad. Eigenlijk is er met de EEG één moeilijkheid die alle andere overschaduwt: we zijn nog ver af van een echte politieke integratie met een Europees parlement en één rege ring, die centrale bevoegdheden bezit voor de grote lijnen zowel op financieel als politiek gebied. Dat is ook de kern van de problemen rond het landbouwbeleid en van de kritiek daar op. Want die komen voort uit de omstan digheid, dat wel de integratie op landbouw gebied overeenkomstig de doelstellingen van het Verdrag van Rome voor een zeer groot gedeelte is voltooid, maar dat op andere terreinen van economisch en po litiek leven helaas een grote achterstand moet worden geconstateerd. U vraagt mij hier nog even uitdrukkelijk naar de monetaire integratie, die voor de toekomst toch nagestreefd wordt. Ik zeg daarop slechts dit - en dat sluit aan bij wat ik het kernprobleem van het landbouw beleid noemde dat ook op het monetaire vlak algemeen intern grote moeilijkheden voorkomen, die ook weer direct samen hangen met nationale belangen, waarbij door monetaire maatregelen getracht wordt eigen problemen af te wentelen op de we reld daarbuiten. Vond u het zelf moeilijk uw eigen nationale belang ondergeschikt te maken aan het grotere Europese belang? De heer Heringa schrikt niet van zo'n vraagje: Ik ben van huis uit een soort chau vinist, een Groninger. Maar ik heb er nooit moeite mee gehad om het Europese belang te laten prevaleren boven het Nederlandse belang. De meeste Nederlanders in Brussel slaagden daar goed in. De Italianen, Fran sen en Duitsers hadden in dit opzicht meer weerstanden te overwinnen. Alhoewel de toetreding van Engeland tot de gemeen schap zowel voor de gemeenschap zelf als voor Engeland noodzakelijk was, werd het enthousiasme daarover wel getemperd om dat zij teveel Engels en te weinig Europees waren. Ik heb echter de indruk dat de functionarissen afkomstig uit de „nieuwe drie" zich uitstekend aanpassen bij het be staande apparaat. De samenwerking van de verschillende nationaliteiten was overi gens heel goed, al hebben wij Nederlanders altijd de neiging van het beter te weten. Dat is onze calvinistische inslag. Met Mansholt had ik altijd een goede ver standhouding, alhoewel we het over de concrete problemen niet altijd eens waren. Daar konden we dan steeds goed over praten, samen en met de collega's. Over landbouwpolitiek waren we het in principe roerend eens, over partijpolitiek minder. De wereldvoedselsituatie komt ter sprake, een probleem dat de heer Heringa niet los laat. Dezer dagen komt er een studie uit van een aantal Nederlandse deskundigen van naam (bedoeld is het onderzoek van prof. dr. H. Linneman e.a. waarvan de resultaten in november op een studiedag van de Natio nale Raad voor Ontwikkelingssamenwer king zijn bekend gemaakt). Die studie maakt duidelijk dat bij een optimaal ge bruik van alle produktiemiddelen de voed- selproduktie in totaliteit vele malen hoger kan zijn dan ze vandaag is. Dit geeft hoop op de toekomst. Maar ik denk erbij: als het maar waar zal blijken te zijn. Anderzijds weten we met welk tempo de wereldbevol king toeneemt. Van nu tot 2000 een ver dubbeling! Om deze bevolking te voeden zal in die 25 jaar de voedselproduktie even veel moeten toenemen als gedurende bijna 2000 jaar na de geboorte van Christus. Dat is toch wel een beangstigende situatie. U denkt in dezelfde richting als de Club van Rome? Ja, daar sta ik achter, mits ze geen orakel willen zijn, maar enkel de mensheid op haar verantwoordelijkheid willen wijzen. Het voedselprobleem zou gedeeltelijk op gelost kunnen worden door in de westerse wereld de produktie in sterke mate te doen toenemen. In de USA kan b.v. in 25 jaar de produktie ongeveer verdubbeld worden en in West-Europa kan ze met 30 tot 50 stijgen. Die hogere produktie kan op korte termijn in de westerse wereld veel gemak kelijker gerealiseerd worden dan in ontwik kelingslanden. Maar - en daar zit weer de politieke kneep - als onze westerse kennis en macht zich op deze wijze voor de op lossing van het wereldvoedselprobleem zouden inzetten, gaat dat weer lijken op

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 19