13 S lijf* r- nog niet afgelopen i <- - en dit paard luiert onbewust van de grondpolitiek. (Foto Rob Lucas) Dit laatste is het pendant van de eigenlijke aanleiding voor het wetsontwerp: het niet in waarde stijgen ten gevolge van de invloed van stedelijke bebouwing die door een be stemmingsplan mogelijk is. Door de heer Andriessen, voorzitter van de KVP-Tweede Kamer-fractie, is reeds naar voren gebracht dat dit laatste volgens hem op een meer directe wijze kan worden voor komen dan in het wetsontwerp is gebeurd. Ook wil hij een garantie dat iemand die zijn bedrijf moet verlaten door onteigening in staat is elders vervangende grond te kunnen kopen. Hier duikt echter een probleem op waarover in het verleden reeds algemene ongerustheid bestond, n.l. de prijsopdrijving van agrarische grondprijzen door onteigende boeren. Deze kunnen nl. behalve de prijs van de onteigende grond ook een deel van de vergoeding voor bedrijfsschade voor de koop van een nieuw bedrijf bestemmen. De discussie over deze wetsontwerpen zal nog wel enige tijd in beslag nemen. Het zal niet mogelijk zijn om daarbij de politiek geheel buiten de deur te houden omdat er nu eenmaal verschillen van inzicht zijn t.a.v. de mate waarin de publiekrechtelijke lichamen voor het grondgebruik en grondeigendom regelend moeten optreden, zowel voor stedelijk als voor agrarisch gebruik. Het morturdentenjaar is voorbij, evenals het jaar van de vrouw en het ziet er naar uit dat ook het jaar van Guus Uutenwaard langzamerhand aan het vergaan is. Ik spreek natuurlijk van die figuur uit dat gezang in handgemaakt dialect, waarvan het refrein begint met de woorden Guus, kom naar huus, want er beur'n rare ding'n. De inhoud vertel ik liever niet na, want dit is een net blad, maar ik zal u voor alle zekerheid het verhaal in enkele brede lijnen schetsen. Guus rijdt met zijn trekker tegen de schuur, waarbij zowel hijzelf als z'n voertuig danig be schadigd raken. Hij pakt dan zijn geld en gaat een nieuwe trekker kopen in de stad, doch raakt daar onmiddellijk van het rechte pad af. Het is een onwaarschijnlijk lied, maar we zijn wel wat ge woon op dat gebied. Plattelanders en dorpsbewoners zijn door de eeuwen heen in de kunsten met grote en kleine K hooguit goed voor wat grove leut of leepheid en ook bij de moderne media is het er niet beter op geworden. Voor radio en tv hebben altijd groot succes van die als boer verklede muzikanten en zangers, die hun kleding betrekken uit de feestartikelenwinkel of souveniershop op de hoek. En kijk eens naar de reclame. Als een fabrikant van spiri tualiën per ongeluk in een advertentie laat uitroepen, dat zijn vieux een beetje op cognac lijkt, krijgt-ie binnen de kortst mogelijke tijd een of andere erecodecommissie van het reclamewezen op zijn nek. Maar als een broodfabriek in haar reclamespot een supermaffe boerenpummel laat opdraven, die nota bene met een koe aan een touw bood schappen gaat doen bij de bakker om de hoek, dan springt er niemand verontwaardigd overeind, laat staan dat een commissie er iets van zou zeggen. Dat soort humor mag altijd, maar het moet wel een blauwe kiel dragen en een bonte zakdoek om de nek hebben. Die Guus is daarvan weer een gaaf voorbeeld. Afgezien van het feit, dat men niet naar de stad gaat om een trekker te kopen, is hij ook voor de rest een bar slechte onder nemer. Het lied zegt het zo: de koeien staan op springen, de varkens willen vreten en het hooi moet van het land. Guus zou, als hij had bestaan, al jaren geleden met de bedrijfsbeëindigingsvergoeding op zak een flatje in de stad hebben gehuurd, neem ik aan. Wat mij het meest dwars zit is echter dit. Hoe halen ze het in hun hoofd om te zingen, dat-ie de schoenendoos pakte en zijn kapitaal telde 0/ niet elke boer - ook naar stadse begrippen - een rekening zou hebben bij de plaatselijke rabobank en of-ie niet z'n trekker via de bank zou laten financieren! Kom nou, dat is echt te gek hoor. Gelukkig hoor ik de laatste weken deze agrarische mee- stamper steeds minder, dus neem ik aan dat Guus inder daad naar huus is, voorgoed. Schoenendoos, het mocht wat. Ze weten toch, dat boeren altijd klompen dragen. Hoe zou hij aan een schoenendoos moeten komen? Cas Sier

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 15