1976: een matig jaar? Het lijkt er op dat 1976 in landbouwpolitiek opzicht een matig jaar zal worden. Er is maar weinig geld in de staatskas voor uitbreiding van het nationaal landbouwbeleid. Vanuit Brussel is geen forse prijsverhoging te verwachten. 11 drs. m. I. de heer routine nog geen minimum-inkomen gebrek aan geld Voor de prijzen deed de Europese Commissie begin de cember van het vorig jaar een voorstel. Een gemiddelde verhoging van 7 procent met een toename van de melk prijs op 1 maart welke voor ons land verdwijnt door de af braak van het monetaire grensbedrag. De akkerbouw zou zich volgens het voorstel een onder scheid moeten laten welgevallen tussen brood- en voeder- tarwe. Alleen wanneer men kan aantonen dat van inlandse tarwe een goed brood kan worden gebakken, kan een in terventieprijs van enig niveau van Brussel worden ver wacht; is dat niet het geval dan wordt men onverbiddelijk naar de voerbak verwezen. Wel wordt de maïsprijs opgetrokken waardoor de invoer duurder wordt en dus de inlandse voergranen in prijs zou den kunnen stijgen. Dit is echter weer geen leuk bericht voor de producenten van varkensvlees en de pluimvee houders. Zij worden bovendien nog verwacht een hogere voerprijs te gaan betalen door de invoering van mengplicht van melkpoeder tegen een hogere prijs dan plantaardige eiwitten; zo moet de veredeling helpen het overschot aan melkpoeder weg te werken. De ministers van Landbouw van de EG zullen zich over dit voorstel buigen in de maanden januari en februari. Daar mede zijn zij weer teruggekeerd in de jaarlijkse routine van de prijzenslag. De balans van het landbouwbeleid welke de Europese Commissie op verzoek van de Duitse regering vorig jaar heeft opgesteld, was voor de landbouwministers geen re den om een fundamentele wijziging in het beleid voor te stellen. Hun rapport hierover werd aan de regeringsleiders voorgelegd maar deze kwamen er tijdens de topconferentie van december in Rome niet aan toe om het te bespreken. Wel bleek uit het rapport dat de Italianen zich achterge steld voelen omdat voor hun produkten minder stevige marktverordeningen bestaan dan voor het noordelijk deel van de Gemeenschap. Deze tegenstelling is echter reeds lang bekend. De cijfers van het LEI zijn voor de inkomens in 1975/76 zijn voor de Minister van Landbouw geen aanleiding ge weest om ingrijpende maatregelen te nemen. De voor naamste aandacht kregen de kleinere bedrijven (inkomens tot 20.000,- per jaar) waarvoor een speciale procedure werd ontworpen om van de rijksgroepsregeling zelfstan digen van de Bijstandswet gebruik te maken. De mogelijkheid was er dat hiermede een begin werd ge maakt met een minimum-inkomen voor zelfstandigen. Daarvan is het echter niet gekomen, wellicht omdat de Bijstandswet daarvoor niet geschikt is. Een overhaaste invoering van dit beginsel met de daarbij behorende cri teria, zou ook een stuk gelegenheidswetgeving zijn ge worden waar later toch weer correcties op aangebracht zouden moeten worden. Het is echter wel van belang dat een stuk sociale wet geving speciaal voor de zelfstandigen van toepassing wordt met een aangepaste en snelle procedure. Een volgende stap zou moeten zijn de instelling van een speciale groeps regeling voor oudere zelfstandigen zodat ouderen van wie geen spoedige beëindiging kan worden verwacht, een in komensaanvulling krijgen. De jongeren in de agrarische sector met een te gering inkomen die de landbouw willen verlaten, zouden een regeling moeten krijgen volgens welke zij een inkomensaanvulling krijgen in afwachting van een andere werkkring. Dit laatste lijkt op de werkloos heidvoorziening waar werknemers een beroep op kunnen doen, wanneer zij langdurig werkloos zijn. Waar een derge lijke regeling voor jongeren ondergebracht moet worden, is echter een vraagstuk apart. De Minister van Financiën heeft de noodklok geluid voor de overheidsuitgaven, speciaal voor de inkomensover drachten voor de sociale voorzieningen. Nu het sociale gebouw voltooid lijkt te worden en ook voor de zelfstan digen ruimte wordt gemaakt, dreigt de bouw gestaakt te worden wegens gebrek aan geld. Dit zou wel een ongeluk kig moment zijn en daarom zou er toch doorgegaan moe ten worden met het ontwerpen van sluitende regelingen voor zelfstandigen. Deze groep zal dan verder met gelijke kansen moeten delen in de wellicht wat kleiner wordende koek. De noodzaak van een beperking van uitgaven doet zich ook voelen op andere terreinen van het landbouwbeleid. Ten einde aan de moeilijke inkomenssituatie in de veehouderij en veredelingslandbouw tegemoet te komen, was de Mi nister van Landbouw bereid om een aantal knelpunten weg te nemen. Hij noemde daarvoor het stimuleren van het om schakelen op tankmelken, hetgeen voornamelijk de kleinere bedrijven zal betreffen, en het subsidiëren van milieu- verbeterende investeringen, zoals z.g. luchtwassers die de stank wegnemen van een varkensmesterij of pluimvee- bedrijf. Bij die twee voorbeelden zou het echter volgens de minis ter wel moeten blijven omdat voor meer projecten geen geld aanwezig is. Meer uitgaven zullen tot een herziening

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 13