9
van de mens, om het even of zij arbeider,
prof. dr. c. j. zwart
mens. Zij kondigen aan, dat de tijd rijp is
denken en handelen vanuit
de samenleving als geheel
kaders, voor het onderwijs en voor de we
tenschap. Wij geven hier één voorbeeld
van de consequenties van deze ontwikke
ling. Wij zijn er aan gewend geraakt, dat
het hele onderwijssysteem erop gericht is,
om de jonge mens gereed te maken voor
een specifieke beroeps- of taakvervulling
in het economisch leven. Het oude gezeg
de: „niet voor de school, maar voor het
leven" is vervangen door: „niet voor het
leven, maar voor het beroep". Pas nu er
sprake is van structurele werkloosheid ko
men wij tot het besef, wat de gevolgen van
een dergelijke massale accentverschuiving
zijn voor de mobiliteit, of liever immobiliteit
manager, ambtenaar of wetenschapsbeoe
fenaar zijn.
Tegen deze achtergrond wordt een crisis
in het economisch leven beleefd als een
ingrijpende zaak. Alle aspecten van het le
ven lijken erdoor geraakt te worden. Toch
zou het een „understatement" zijn, om te
zeggen, dat het vandaag alleen om een
economische crisis gaat. Naar onze me
ning gaat er achter de economische cri
sis ook een crisis van de menselijke ver
houdingen en een crisis van geestelijke
waarden en normen schuil. Wie om zich
heen kijkt bemerkt, dat veel mensen het
steeds moeilijker vinden om elkaar nog te
vinden, om elkaar werkelijk te ontmoeten.
De oude conventies voldoen niet meer,
maar wanneer ze losgelaten worden, roept
dit niet zelden grote menselijke spannin
gen op; niet alleen in het werkleven, maar
ook in het gezinsleven, in het verenigings
leven enz. En wie zijn oor te luisteren legt
naar de dingen die mensen te zeggen heb
ben over de essentie van het mens zijn, het
leven, de dood en andere centrale thema's,
kan belangrijke accentverschillen bespeu-
Men kan de zaak wellicht ook omdraaien.
Is het niet zo, dat juist door de in gang
zijnde verschuiving in waarden en normen
de grondslagen van onze moderne econo
mische wereldorde in discussie komen, of
zouden moeten komen. Het is trouwens al
tijd zo geweest, dat veranderingen in mens
en wereldbeeld de motor waren voor grote
sociale ontwikkelingen.
Men kan het ook zo zeggen, dat sociale
crises een signaalfunctie hebben voor de
voor iets fundamenteel nieuws, voor een
stap naar een volgende ontwikkelingsfase
van de samenleving.
Zo bezien, is het niet zozeer de vraag hoe
lang het oude nog stand kan houden,
maar met welke verbeeldingskracht en met
welke initiatiefkracht het nieuwe gestalte
kan krijgen.
Voor het management in het bedrijfsleven
zou dit moeten betekenen: de bereidheid
om zich uiteen te zetten met nieuwe ont
wikkelingen. Doet men dit niet, dan wordt
men vroeg of laat van voorhoede tot ach
terhoede.
Twee van de belangrijkste moderne ont
wikkelingen worden tegenwoordig aange
duid met de termen „vermaatschappe
lijking" en „democratisering".
Vermaatschappelijking houdt in, dat de
ondernemer zijn bedrijf niet langer ziet als
een instrument om zijn persoonlijke doe
len te realiseren, maar als een maatschap
pelijk orgaan, waarin hijzelf en zijn mede
werkers samenwerken aan een stuk dienst
verlening voor anderen. Dit geldt niet al
leen voor de ondernemer-eigenaar oude
stijl, maar ook voor de moderne, profes
sionele topmanager.
Het tegenbeeld is natuurlijk, dat ook de
medewerkers tot op het laagste niveau
moeten leren om de onderneming niet al
leen te zien als een instrument voor het
verwerven van inkomen. Dat veel moderne
werksituaties niet erg uitnodigen tot een
andere motivatie komt nog apart ter spra
ke.
Waar het bij de vermaatschappelijking om
gaat is de vraag of de onderneming bereid
is en erin slaagt, om een zinvolle maat
schappelijke functie te vervullen in plaats
van een gegeven produktiecapaciteit op
een anonieme markt af te zetten. De con
sument is niet louter sluitstuk van een pro-
duktielijn. maar ook burger of liever mon
dig lid van een samenleving, waarin niet
langer alleen consumptie, maar ook an
dere aspecten van het menselijke leven
met steeds grotere nadruk om een vol
waardige plaats vragen. Dat er consumen
ten zijn, die zich thans nog laten leiden
door de gewoonte van een opzichtige con
sumptie, is duidelijk. Ook de consument zal
dingen moeten leren, b.v. dat zuinigheid
geen ouderwets ideaal is van moraalpre
dikers, maar een doodgewone noodzaak,
zeker in het licht van de eindigheid van
de beschikbare hulpbronnen. De manager
echter, die zich in slaap laat sussen door
wat thans nog gangbaar is, moet zich toch
de vraag stellen of hij zo bezig is zich voor
te bereiden op de toekomst of dat hij zich
in feite laat voortdrijven op het verleden.
Het is goed te bedenken, dat de continuï
teit van een onderneming nooit in het ver
leden, maar in de toekomst ligt.
Vermaatschappelijking betekent ook, dat
het management voor de opgave staat, de
begrippen doelmatigheid en efficiency van
een nieuwe inhoud te voorzien. De kern
vraag is niet zozeer hoe groot het verschil
tussen kosten en opbrengst is voor de on
derneming, maar wat eigenlijk onder kos
ten en opbrengst verstaan moet worden.
Wat opbrengst voor de onderneming lijkt
te zijn, kan gepaard gaan met hoge maat
schappelijke kosten. Te denken valt hierbij
onder meer aan milieuverontreiniging,
maar ook aan allerlei sociale bijprodukten
van geestdodende arbeid en extreme
stress-situaties, zoals ziekteverzuim, agres
siviteit enz. Omgekeerd kan datgene wat
in eerste aanleg voor de onderneming een
kostenfactor is, maatschappelijk gezien
opbrengst betekenen. Te denken valt hier
bij b.v. aan menselijke ontplooiing, oplei
ding, rechtszekerheid enz. Vermaatschap
pelijking betekent dus: op de maatschappij
georiënteerd zijn of liever nog: „terugden
ken vanuit de vragen die de samenleving
stelt' Doet men dit niet, dan zal de samen
leving steeds meer de neiging hebben om
zich met de onderneming te gaan be
moeien via dwangmaatregelen.
Vermaatschappelijking betekent ook, dat
er andere dimensies in de besluitvorming
van het management betrokken moeten
worden. De manager van morgen zal niet
meer in de eerste plaats gewaardeerd wor
den om zijn snelheid en daadkracht, maar
om de wijze waarop hij technische, finan
ciële en sociale gezichtspunten een plaats
weet te geven in de besluitvorming. Aan
gezien hierbij steeds meer verschillende
mensen - zowel in de onderneming als
daarbuiten - betrokken zullen raken, zal
hij minder een beslisser en meer een be
geleider van de besluitvorming moeten
worden.
Vermaatschappelijking behoeft niet te be
tekenen, dat de overheid de rol van de
ondernemer moet overnemen. Consequent
doordacht zou dat betekenen, dat de over
heid tenslotte nog als enige het onderne
merschap zou uitoefenen. Aangezien de
overheid ook maar uit mensen bestaat, is
het de vraag of het dan zoveel beter zou
gebeuren.
De functie van de ondernemer bestaat
hierin, dat hij creatieve antwoorden weet
te geven op echte behoeften in de markt.
De vrijheid van het ondernemerschap be
staat uit het ontwikkelen van ideeën. De
vrijheid van het ondernemen betekent ech
ter zeker niet, dat men zijn gang maar zou
kunnen gaan. Niet elk idee, dat een on-