management: achter- of voorhoede in een veranderende samenleving? 8 maatschappelijke patstelling sociale crisis signaal voor managers Wie min of meer geïnteresseerd de ontwikkelingen van de laatste de cennia in ons maatschappelijk leven heeft gevolgd, zal begrijpen dat wij bijzonder verheugd zijn met dit ar tikel dat prof. Zwart voor ons blad heeft geschreven. De schrijver laat niet alleen zien hoe wij in ons maat schappelijk leven in een soort pat stellingterecht zijn gekomen, maar laat ook zien hoe wij, ondernemers, werknemers en consumenten, eruit kunnen raken. Prof. Zwart (41 jaar) is lid van het dagelijks bestuur van het NPI, Insti tuut voor Organisatie-ontwikkeling en tevens buitengewoon hoogleraar in de sociale pedagogiek aan de Erasmusuniversiteit te Rotterdam. In 1972 publiceerde hij een boek: Gericht veranderen van organisaties. Er wordt tegenwoordig veel en intensief gesproken over de noodzaak van een fundamen tele herwaardering van het ondernemerschap, de ondernemingsgewijze produktie en de onderneming als organisatievorm. Daar is inderdaad alle reden voor. Sinds enkele jaren wordt steeds duidelijker, dat wij hard op weg zijn naar een wereld waarin de grote sociaal-economische vraagstukken nog alleen oplosbaar zullen zijn, wanneer wij traditionele denk- en handelingspatronen weten te doorbreken. Waarschijnlijk is er in de hele geschiedenis van het economische leven ook nooit eerder een moment geweest, waarop de onderlinge afhankelijkheden tussen mensen over de hele wereld zo krachtig beleefd zijn als thans het geval is. Dit roept overal zulke gevoelens van onzekerheid en onmacht op, dat het niet overdreven is om te zeggen, dat er sinds de dertiger jaren nog nooit zo'n duidelijke crisissfeer in het bedrijfsleven en daarbuiten is geweest als vandaag. Voor veel mensen, en met name voor veel managers, komt dit als een schok. Nog geen tien jaar geleden leek er niets aan de hand te zijn. We leefden nog in de na oorlogse roes van de wederopbouw en we geloofden nog, dat de mogelijkheden voor verdere expansieve welvaartsgroei onbe grensd waren. Er was natuurlijk wel de bekende historische kritiek op de onderne ming en het ondernemerschap, maar daar viel in de praktijk van het dagelijkse leven best mee te leven. Voorzover er tegenstel lingen waren, bleken zij steeds overbrug baar, niet in de laatste plaats dank zij een nationaal overlegmodel, waarin instituties, zoals de Sociaal Economische Raad en de Stichting van de Arbeid, een algemeen aanvaarde sleutelrol vervulden. Dat ziet er thans radicaal anders uit. Sinds de tweede helft van de zestiger jaren is de kritiek op het bedrijfsleven in scherpte toe genomen en min of meer uitgegroeid tot een beeldenstorm. Alles wat met manage ment te maken heeft lijkt omver te moeten. Veel maatschappijcritici lijken zozeer ge kweld te worden door een soort „werkge verssyndroom", dat zij alle zwakke kanten van onze moderne samenleving menen te moeten toerekenen aan het perfide be drijfsleven. De milieuverontreiniging, de uitbuiting van de derde wereld, het slech te onderwijssysteem, de ongelijke inko mensverdeling, de onrechtvaardige eigen domsverhoudingen, de bestendiging van de gevestigde machtsverhoudingen; het is al lemaal de schuld van de ondernemers. Bo vendien blijken zij doof of in ieder geval hardleers te zijn. Reden, waarom, zo werd ons met name door de maatschappijkriti sche politici aan het begin van de zeven tiger jaren voorgehouden, alleen nog van een conflict- of polarisatiestrategie iets te verwachten viel voor de doorbreking en verandering van de hopeloos vastgeroeste maatschappijstructuur. Sinds echter niet alleen politici, maar ook studenten, huisvrouwen, vakbondsbestuur ders en tenslotte ook regeerders en werk gevers de smaak van het polariseren te pakken kregen, blijkt het effect van alle radicale acties eerder een geweldige maat schappelijke patstelling te zijn, dan een maatschappelijke hervorming. Blijkbaar is vrijwel niemand - zeker op bestuurlijk niveau niet - nog bereid of in staat om een gewoon menselijk gebaar te maken of een stap in de richting van de andere partij te zetten. Men kan dit alles pas begrijpen, wanneer men gaat zien, dat wij een tijdperk achter ons hebben, waarin het economisch leven een overheersende rol vervulde in onze samenleving. Sinds de industriële revolu tie leven wij in een industriële cultuur. Dat is een cultuur, waarin produceren en con sumeren allesbeheersende activiteiten zijn geworden en waarin de dingen die wij be langrijk en onbelangrijk vinden in het eco nomisch verkeer ook tot maatstaf zijn ge worden voor het sociale verkeer, voor de politieke verhoudingen, voor de wettelijke

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 10