wob
wob
4
SPAAR DE KLEINE SPAARDERS!
Elke tijd heeft zijn kernwoorden. Ze zijn
als het ware de kapstokken, waaraan we
onze moeilijkheden ophangen. Hoor je zo n
kernwoord, dan weet je vaak onmiddellijk
waar over het gaat en hoe de meningen
verdeeld zijn. In deze dagen staan hoog op
de „top-hit lijst" woorden als VAD, nivel
lering, nullijn, recessie, consumeren, da
lend rendement, werkgelegenheid, inko
mensbeleid.
Een lijst, waarop het woord sparen ont
breekt. Het staat wel ergens, maar niet on
der de toplopers van de reeks. Nu willen
wij niet twisten over de exacte rangorde,
die de inderdaad grote problemen in onze
aandacht moeten hebben, maar dat er van
bevoegde zijde nog steeds geen vinger is
uitgestoken om de kleine spaarder van de
rondweg onbillijke fiscale belasting van de
rente op zijn spaargeld te bevrijden, ach
ten wij bedroevend. Precies een jaar ge
leden schreven wij in deze kolommen:
„Van belasting mag alleen sprake zijn als
er werkelijke inkomsten zijn, maar daar
mee heeft de rente als vergoeding voor
geldontwaarding over spaarcenten natuur
lijk helemaal niets te maken. Het huidige
systeem heeft er veel van weg, dat men
de spaarzaamheid wil bestraffen."
Dit was een citaat uit een rede van het
Tweede Kamerlid dr. R. J. H. Kruisinga. Het
had onze volle instemming. Het verheugt
ons, dat de heer Kruisinga thans door een
motie in de Tweede Kamer deze zaak scherp
heeft willen stellen. Hij wenst een wette
lijke regeling, die tegemoet komt aan de
problemen van de door de geldontwaar
ding getroffen kleine spaarder en wil daar
aan nog hogere prioriteit toekennen dan
aan de VAD.
De eerste reacties, o.a. van minister
Duisenberg geven helaas niet veel hoop
dat deze rotte appel nu met spoed uit de
fiscale mand verwijderd zal worden.
Van belang is echter, dat door de motie-
Kruisinga de belangstelling voor de kleine
spaarder wordt geprikkeld. Een zaak, die
ten volle een eigen kernwoord verdient.
Een kernwoord, dat een ieder dwingt kleur
te bekennen tegenover de verwerpelijke
fiscale onderworpenheid van de rente over
kleine spaartegoeden.
BANKEN EN INFLATIE
,,Het bankwezen is een van de weinige be
drijfstakken die duidelijk van de inflatie
hebben geprofiteerd", aldus onlangs de
aanhef van een beschouwing in het finan-
cieel-economisch weekblad Beleggers Be
langen. Opmerkelijk in deze zelfde be
schouwing was ook de uitspraak: „Hoewel
de banken zelf graag spreken over de
sterke onderlinge concurrentie is het in
wezen een beschermde bedrijfstak". Deze
beide citaten kunnen gemakkelijk de in
druk wekken als zitten de banken op rozen
juist nu het in het algemeen slecht gaat
met de bedrijven.
Inderdaad steekt de winstontwikkeling in
het bankwezen de laatste jaren betrekke
lijk gunstig af bij die in de meeste andere
bedrijfstakken. De winstontwikkeling in on
ze coöperatieve bankorganisatie vormt
hierop geen uitzondering. De vraag zou
kunnen rijzen of hier dan wellicht het ge
zegde van toepassing is: „de een z'n dood
is de ander z'n brood". In toenemende
mate wordt immers door veel bedrijven
mede als oorzaak van een achterblijvende
winstontwikkeling gewezen op een sterke
stijging van de rentelasten. Zeker de le
den-kredietnemers van een coöperatieve
bank hebben ten aanzien van de winst
cijfers van hun bank recht op een verant
woording. In dat verband kan allereerst
worden opgemerkt dat de toeneming van
de rentelasten in de bedrijven niet alleen
kan worden toegeschreven aan een stij
ging van de rentetarieven, doch dat daar
naast evenzeer een rol speelt het sterk
toegenomen aandeel van het vreemd ver
mogen in de totale financiering.
En onder invloed van de waardestijging
van de activa in samenhang met de inflatie
én onder invloed van de afgenomen reser
veringscapaciteit in samenhang met de
gedaalde rendementen is de behoefte aan
extern vermogen voor de meeste bedrijven
fors gestegen. Daarbij komt nog dat ge
zien de verslechterde vermogens- en ren-
tabiliteitsverhoudingen voor veel bedrijven
de mogelijkheden om in deze behoefte te
voorzien door middel van een beroep op
de openbare kapitaalmarkt zijn afgenomen.
De banken zijn de aangewezen instellingen
om de hierdoor ontstane kloof zoveel mo
gelijk op te vullen. Daarvoor is niet alleen
nodig dat zij over voldoende toevertrouw
de gelden beschikken, maar tevens dat hun
solvabiliteitspositie ruimte laat voor de ver
strekking van nieuwe kredieten en lenin
gen. Te meer nog spreekt het belang van
een voldoende solvabiliteit in het bank
wezen daar in de huidige verhoudingen de
risico's van het kredietbedrijf aanmerkelijk
zijn toegenomen. Het is daarom van het
allergrootste belang dat in verband met
de groei van de kredietvraag, de winst
ontwikkeling bij de banken ruimte laat
voor het op peil houden van het eigen
vermogen. Wanneer dit laatste onvoldoen
de geschiedt zullen in eerste instantie de
kredietnemers hiervan de dupe worden
omdat onvoldoende in hun financierings
behoefte kan worden voorzien. Dat de re
latief gunstige winstcijfers in het bank
wezen een geringe onderlinge concurrer-
tie zouden weerspiegelen is niet juist. De
concurrentie in het bankwezen is heftiger
dan ooit. Die concurrentie speelt zich af
op talloze terreinen, óók op het gebied van
de tarieven. Alleen al de dagbladadverten
ties getuigen daarvan. Alle besturen en di
recteuren van onze aangesloten banken
kunnen over die concurrentie meepraten.
Het vereist niet weinig stuurmanskunst om
zowel de eigen positie van de bank te ver
dedigen en te versterken als tegelijkertijd
gezonde bedrijfseconomische verhoudin
gen te handhaven. En dat laatste houdt
rechtstreeks verband met de allesover
heersende publieke vertrouwenspositie
waarmee de bank staat of valt.
Nee, dat banken van de inflatie zouden
profiteren is zo beschouwd een wat te ge
makkelijke kreet.
VOORBEELD NIET TOEPASSELIJK
In het Land- en Tuinbouwblad van de
Zeeuwse Landbouw Maatschappij van 17
oktober, roept ir. Luteyn, voorzitter van de
ze maatschappij, de boeren op vooral
waakzaam te zijn dat zij niet in nieuwe
afhankelijkheden verstrikt raken. Hij beseft
heel goed dat in een land als het orize
absolute vrijheid van handelen voor het
individu onmogelijk is, maar acht de groot
ste zorgvuldigheid nodig om te voorkomen
dat de beperking van de vrijheid niet net
bestaan zelf bedreigt.
Daar zijn wij het best mee eens, alleen
een van de door hem als voorbeeld aange
haalde bedreigingen is ons toch wel in
het verkeerde keelgat geschoten. Hij vindt
het voor de vrijheid van de boer een be
denkelijke ontwikkeling, dat de Rabobank-
organisatie een nauwe samenwerking is
aangegaan met een aantal onderlinge ver
zekeringsmaatschappijen, de AGO, Inter
polis en De Twaalf Gewesten. De kans is
levensgroot, schrijft hij, dat de boer die
voor een financiering bij de bank aan
klopt, straks min of meer verplicht wordt
van de verzekeringen van de bank ge
bruik te maken. En wie weet, voegt hij er