36
„gekookt mette ketel
naar den haag
besluit in lithoyen
uit onze historie
dorpen. De Beerse Overlaat kan, na de
kanalisatie van de Maas, geen jaarlijkse
overlast bezorgen. De Tweede Wereldoor
log heeft wonden geslagen waarvan de
littekens nog niet volkomen geheeld zijn.
Aan het eind van 1944 hebben Poolse para
chutisten die de Slag om Arnhem over
leefd hebben, een rustpoze in Ravenstein
mogen genieten. Mei 1945 luidde een tijd
perk in van nieuwe bloei en vooruitgang.
Het ligt werkelijk niet aan de welwillend
heid van de bankdirecteuren dat Terug-
blikker van de één heel weinig en van de
ander heel veel gegevens ontvangt.
De heer Broekman kon wel veel gegevens
over zijn bank, over de Boerenleenbank
Megen, ter inzage zenden. Megen is een
bank die de totaalsom vormt van de ban
ken Haren, Macharen en Megen zelf. De
oude gegevens van Macharen zijn in 1967
door brand teloor gegaan.
In het tijdschrift „Oostbrabants heerlijk
heden" wordt een interessant artikel ge
wijd aan het stadje dat nu zo klein en ver
borgen achter oude vestingwallen ligt,
maar dat eertijds een belangrijke rol heeft
gespeeld. In dit artikel en in een verhande
ling door de heer Sluyters (archivaris van
het Land van Ravenstein en Graafschap
Megen) lazen wij vele interessante gege
vens.
Het behoeft niet meer te worden gezegd
dat de plaats alle veranderingen en lotge
vallen van de Maas, tot aan de kanalise
ring toe, letterlijk van zeer nabij heeft moe
ten ondergaan en evenmin dat het oorlogs
geweld Megen niet onberoerd liet.
De stad was al veel ouder toen een schen
kingsakte aan Willibrordus - de Engelse
zendeling - in 721 al melding daarvan
maakte.
In 1357 werden stadsrechten verleend
waarna men de beroemde vestingwerken
bouwde, waarbij de Maas aan drie zijden
zekerheid bood. Het stadje werd zo be
langrijk dat daarin in 1437 omstreeks al
drie jaarmarkten mochten worden gehou
den.
Het is jammer dat het verschil tussen „ste
den" en andere nederzettingen in onze tijd
niet meer wordt gehandhaafd. Het verkrij
gen van stadsrecht was vroeger van wer
kelijk levensbelang voor de inwoners,
vooral door de vele extra voorrechten -
o.a. het recht van tolheffing, of het recht
van munt (een muntmeester die het met de
eerlijkheid niet zo erg nauw nam werd
zeer afdoende „gekookt mette ketel
- die daaraan verbonden waren, ongeacht
nog de sterke positie die ingenomen kon
worden tegenover andere partijen. Men
moet over die stadsrechten dus niet te ge
ring denken, óók niet nu vele van die
oude steden zijn ingeschrompeld en zijn
overvleugeld door zeer snel gegroeide dor
pen. Tenslotte: Het zijn van „stad" is een
onvervreemdbaar certificaat van ouderdom
en een teken ervan dat reeds vele eeuwen
her een woongemeenschap belangrijk ge
noeg was om tot stad te worden verheven.
Terugblikker maakt een heel grote stap
naar het jaar 1794 toen een Vrijheidsboom
voor het raadhuis werd opgericht. U weet
wel het was de tijd van Vrijheid, Gelijkheid
en Broederschap. Een dichter vond zich
niet te goed om een zeer braaf lofgedicht
aan de Franse Republiek te wijden:
Vrij zijn met behoud van zeden
Gelijk zijn voor de wet en reden
en deugdzaam in eendrachtigheid,
is de ziel der franse wetten.
Burgers, laat ons hierop letten,
eert dees vrij-, gelijk- en eenigheid!
Deze manifestatie werd nogal afgekoeld
doordat ijs losraakte, het water hoog steeg
en de dijk bij Lith doorbrak.
De verdere afkoeling kwam nog wel in de
daarop volgende jaren.
Omdat Haren en Megen nu een onafschei
delijke eenheid vormen, wil Terugblikker
hun lotgevallen maar „op één bordje" ser
veren en leest hij, terwijl de verschaalde
sigarenrook nog uit de boeken opstijgt,
voor u dat in Haren in 1911, onder de ta
lentvolle leiding van den WelEd. Zeer Gel.
Heer Dr. L. Deckers, Hoofdinspecteur der
Centrale Bank de eerste algemeene verga
dering werd gehouden.
Megen bleef wat achter want de reeds ge
rijpte plannen werden tegengehouden:
„Vooral doordat de rivier de Maas dreig
de buiten hare oevers te treden was de
vergadering (in maart 1912) niet druk be
zocht." Neem dat de wegblijvers maar
eens kwalijk!
Aan het vreugdebetoon bij de wapenstil
stand in 1918 deed men vol overtuiging
mee. Men moest er zelfs helemaal voor
naar Den Haag waarna de Kassier heel
geestdriftig verslag deed over deze Reis,
met vele Hoofdletters: „wegens Huldi
ging van Hare Majesteit de Koningin en
van de Regeering wijl onze Bank door het
Lot was aangewezen om aan die Huldebe-
tooging een Vertegenwoordiging te zenden
het was werkelijk iets grootsch zoodat
werkelijk voor Haare Majesteit en Regee
ring een voldoening geweest zal zijn
waaraan de schrijver geen ogenblik waagt
te twijfelen.
Hier ontmoeten we een groot hiaat in de
notulen van Megen. Gelukkig is Haren
wel aanwezig, waar de directeur in 1923
mededeelde dat „degenen die hunne con
tributie niet betalen aan den Boerenbond
groote kans hebben in den loop van dit
jaar ontzet te worden als lid van de Boe
renleenbank".
Dat was inderdaad statutair juist, want die
statuten bepaalden nog in 1951 dat het
lidmaatschap van de bank vereiste dat
men „voor zoover daarvoor in aanmerking
komende, lid is van een op christelijken
grondslag werkenden Boerenbond"
Dat in 1926 in herinnering werd gebracht
„den grooten Watersnood in Gelderland
die ook ons had kunnen treffen doch
waarvan wij door God's beschikking zijn
gevrijwaard gebleven" wil nog niet zeggen
dat Haren's leden dankbaar in massa's
ter algemene vergadering togen. Sommige
vergaderingen konden zelfs wegens onvol
talligheid niet doorgaan. Dit wordt van
zelfsprekend door de bestuurders „als
eene teleurstelling beschouwd voor alle
moeite en zorgen die een heel jaar aan
de Boerenleenbank besteed worden".
Het was tóen zo, het is nu zo en het zal
wel zo blijven zolang verenigingen bestaan.
Zonder commentaar deelt Terugblikker u
nu mede dat uit de winst werd afgezon
derd:
in 1931 36,04 voor het jubileum in 1936.
in 1932 30,08 id.
10,- voor het crisiscomité
in 1933 32,11 voor het jubileum in 1936
10,- voor het crisiscomité.
waarna op wens van de Centrale Bank in
1934 het crisiscomité niets meer kreeg
maar wél de feestreserve verrijkt werd met
50,55. Megen kreeg toestemming om
voor het feest in 1937 wel 200,- uit te
geven. Dat feest blijkt zeer goed en lof
waardig geslaagd te zijn want nadat door
den Directeur de Groot Edelachtbare Heer
Kipp de feestvergadering was geopend
kregen allen 5 heerlijke sigaren (bestemd
om binnen te rooken wordt ten overvloede
medegedeeld) plus een waardebon van
vijftig cents, plus een „Lang zal hij leven"
ter eere van den Directeur en er bleef nog
genoeg over om aan mr. dr. Deckers, Ka
merlid te Den Haag een telegram te zen
den: ,,U als mede-oprichter hulde tevens
dank voor vruchtbaren arbeid als oud
minister". Het was een héél mooi feest!
Zoals afgesproken wordt de Maasland
route afgesloten in Lithoyen, waar Terug
blikker een boekje oude ansichten onder
ogen kreeg. Dit boekje begint een zeer
korte geschiedenis van Lithoyen en an
dere plaatsjes met de groet: „Allen de-
ghenen die deze openen letteren van cer-
tificatien zullen syen ofte hoeren lesen,
Saluyt met al den Oitmoedt". Dit schreven
de Schepenen in 1526 in een verzoek om
een billijke regeling van lasten te krijgen
omdat door de geleden oorlogsschade het
dorp dreigde ten onder te gaan.
Voor dat die groet werd opgeschreven en
wel in 1361 werd Oyen verkocht aan Maria
van Brabant, met inbegrip van alle levende
en dode have dus. Er werd een sterk kas
teel gebouwd en men eigende zich het
muntrecht toe. Als we goed lezen dan
vormden deze munten niet bepaald een
vaste valuta. Zij waren namelijk „nyet be
ter dan een oortseplacke" en dat zal wel
niet veel geweest zijn. Daarom zullen de
Gelderschen in 1398 de plaats niet hebben
platgebrand.
Na alles wat we nu weten over de oorlogs
gesel in Maasland behoeven we niet te
menen dat Lithoyens historie daarvan ook
maar iets zal afwijken. We laten die ge
schiedenis dan ook maar voor wat ze is.