belastingen en midden- en kleinbedrijf het 24 drs. j. chr. egmond evenwichtige belastingheffing onbezoldigd ontvanger der belastingen fiscale oudedagsreserve Onlangs verscheen een uitgave van de „Kroniek van het Ambacht/Klein- en Mid denbedrijf", welke geheel gewijd was aan fiscale vraagstukken met betrekking tot het midden- en kleinbedrijf. In het navolgende is een selectie opge nomen uit de veelheid van gegevens en problemen welke aangedragen zijn door deskundigen op belastinggebied en op het terrein van het midden- en kleinbedrijf. Het doel van de belastingheffing zou men ruw kunnen omschrijven als het beschik baar stellen van gelden aan de overheid opdat deze de haar opgelegde taak naar behoren kan uitvoeren. De kassier van de overheid, de fiscus, gaat hierbij uit van de gedachte, gelijke monniken, gelijke kap pen. Indien dit beginsel, dat het gelijke ook werkelijk gelijk belast moet worden, in de praktijk op zou gaan dan zouden er nu veel minder BV's zijn en meer persoon lijke ondernemingen. Nu is het namelijk een kwestie van een eenvoudig rekensom metje om te bepalen of het noodzakelijk is een BV te beginnen of zelfstandig te blijven. In vorengenoemde Kroniek van het Ambacht/Klein- en Middenbedrijf pleit men dan ook voor het rechttrekken van het verschil tussen de zelfstandige en de klei ne BV. De kleine BV lijkt ook veel meer op de particuliere onderneming dan op een grote BV of NV. De berekening waar eerder reeds melding van gemaakt is komt in een aan tal gevallen neer op het bepalen van wat men nodig heeft voor zijn levensonder houd, de rest laat men in het bedrijf. In de persoonlijk onderneming wordt dit belast met de progressieve inkomstenbelasting, in de BV met de constante vennootschaps belasting. Deze mensen tillen niet zwaar aan het feit van de dubbele belasting, om dat men niet van plan is om meer aan de onderneming te onttrekken dan wat men een redelijk salaris zou kunnen noemen. De BV's zijn in staat om sneller te groeien dan de persoonlijke onderneming door het verschil in fiscaal regime. Deze titel is eigenlijk niet geheel juist, er is sprake van een negatieve beloning. De ondernemer moet namelijk zelf kosten ma ken om deze functie naar behoren te kun nen vervullen. Hij moet zorgen voor een juiste afdracht van de ontvangen belastin gen, waarvoor hij dan ook een goed lopen de administratie nodig heeft. Men kan hier dan aan toevoegen dat een ondernemer in ieder geval een goede administratie dient te voeren. Dat is een waarheid als een koe, maar voor zichzelf heeft hij geen fis cale boekhouding nodig maar een bedrijfs economische. De belangrijkste belastingen die de ondernemingen afdragen zijn de BTW met een opbrengst voor het Rijk van zo'n ƒ14 miljard en de loonbelasting met 8 miljard. Een bepaalde groep van onder nemers heeft een erg klein bedrag aan BTW en hoeft daardoor niet op te treden als ontvanger en is in deze niet belas tingplichtig. Aan hun worden dan ook la gere eisen gesteld wat de te voeren admi nistratie betreft. Vooral op de kleinere on dernemer drukt de last zwaar van een goede administratie en ook de fiscus kost het relatief veel om deze kleine bedrijven te controleren. Dit betekent eigenlijk dat deze kleine ondernemer (indien hij niet meer dan 1.850,- aan omzetbelasting schuldig is per jaar) niet als ondernemer wordt gezien. Hij mag namelijk aan zijn af nemers geen BTW factureren. De onthef fing treedt niet automatisch in, maar moet worden aangevraagd. De fiscale oudedagreserve (FOR) is ont wikkeld om de fiscale ongelijke behande ling van de zelfstandigen op te heffen. De ondernemer kan nu een gedeelte van de winst belastingvrij reserveren en binnen de onderneming een pensioenreserve opbou wen. Met deze reservering treedt echter een verschuiving van de te betalen belas- sing naar een later tijdstip op. Het is slechts uitstel. De te betalen belasting moet betaald worden zodra deze reserve gebruikt wordt als directe inkomensbron. De belastingclaim die op deze reserve rust is een reden voor sommige ondernemers geweest om er niet aan te beginnen. Als men echter denkt aan de dunne door in flatie uitgeholde guldens die men straks moet afdragen dan zou alleen dat al vol doende reden zijn om de FOR op te bou wen. Dan denken we nog niet eens aan de mo gelijkheid van zelffinanciering via de FOR

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 26