'de eigen kijk op zaken' 22 drs. b. j. van tol stijlverschillen stijlen ter discussie stellen patstelling Het is alweer ruim vijf jaar geleden dat het groene boekje verscheen, waarin de zo nauw mogelijke samenwerking tussen de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank en de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank werd aangekondigd. Anderhalf jaar later gingen beide centrale banken in liquidatie en werd de nieuwe Centrale Rabobank operationeel. In de jaren die sindsdien zijn vergleden is in ons blad aandacht besteed aan het doorwerken van deze fusie in de organi satie. Vooral na het verschijnen van de bekende Fusieleidraad is verschillende malen geschreven over de juridische en organisatorische problemen, die bij de fusies tussen plaatselijke banken een rol speelden. Intussen zijn tot op heden in onze Rabo- bankorganisaties 82 fusies gerealiseerd, waarbij 150 banken waren betrokken met te samen vele honderden personeelsleden. Naast alle organisatorische en bestuurlijke aspecten, die bij die fusies van betekenis zijn, hebben ook de menselijke verhou dingen voortdurend een grote rol gespeeld. Een samengaan van twee banken gaat niemand in de koude kleren zitten. Allen, van directeur en beheerscolleges tot en met de medewerkers, zijn ook gevoelsmatig vaak heftig betrokken bij de fusieproble- matiek. De consequenties van het samen gaan hebben in onze organisatie weliswaar nooit gelegen in de sfeer van een ver minderde werkgelegenheid, maar wel moesten vaak ingrijpende veranderingen in de werksfeer en in de onderlinge verhoudingen worden aanvaard. De relaties tussen mensen spelen steeds een niet onbetekenende rol. Dit artikel van drs. B. J. van Tol belicht van uit een theoretisch geval laatstgenoemde problematiek, die bij alle fusies zowel binnen als buiten onze organisatie in mindere of meerdere mate voorkomt. Een fusie van aangesloten banken is een proces van samensmelting (niet alleen sa menvoeging), veelal op korte termijn, van twee of meer zelfstandige, juridische, fi nanciële, economische, administratieve en sociale structuren. In de Rabobankorganisatie zijn eventuele verschillen tussen de respectievelijke ju ridische, financiële, economische en ad ministratieve structuren nog wel te over bruggen. Anders ligt het van tijd tot tijd met de samensmelting van twee of meer zelfstan dige sociale structuren. Een samensmelting op dit terrein brengt soms grote beroerin gen teweeg. De oorzaak hiervan kan gele gen zijn in de (te verwachten) veranderin gen van taakstellingen, van hiërarchische verhoudingen, van status, van besluitvor mingsprocedures, van opvolgings- en door stromingsmogelijkheden en van communi catieprocessen. Kortom hier krijgen wij te maken met het doen samensmelten van twee of meer werkgemeenschappen, die ieder gekenmerkt worden door een min of meer eigen bedrijfsstijl. Die stijl vindt zijn oorsprong in het denken en doen van het be stuur, de directie, het kader en de overige personeelsleden. Bij fuseren wordt ver langd dat twee of meer werkgemeenschap pen één stijl ontwikkelen, gebaseerd op gezamenlijk denken en doen van een nieuw samengesteld bestuur en raad van toezicht, een nieuwe directie en dan nog soms een meerhoofdige directie, nieuwe kaderposi ties en nieuwe werkgroepen. Ik krijg wel eens de indruk, dat dit eens gezind ontwikkelen van denken en doen nog te weinig systematische aandacht krijgt, en als mogelijk probleem verscho ven wordt naar later „wanneer de fusie rond is". Soms blijkt dan bij fusies, ook buiten onze organisatie, dat men zich dan op soortgelijke wijze als vroeger blijft in zetten en dan worden binnen de nieuwe gefuseerde eenheid op meerdere plaatsen verschillende stijlen waargenomen. Dit kan leiden tot moeilijkheden. De ervaring wijst uit, dat bij een fusie de te fuseren ondernemingen soms nog een hele weg hadden af te leggen om het den ken en doen op elkaar af te stemmen. Ook komt het voor, dat een gezamenlijke „kijk op zaken" op een aantal gebieden zeer moeilijk bereikbaar is. In voorbereidende fusiegesprekken kwam dan aan het licht dat het gezamenlijk formuleren van het fusiebeleid problemen schiep, omdat men zich als partij ging opstellen en een eigen richting van denken als uitgangspunt koos. Wanneer het voornemen tot fusie in principe bestaat zullen de partners in de fusie op basis van vertrouwen de eigen kijk op zaken ter discussie moeten stellen. Dit houdt onder andere in dat noodzake lijke veranderingen in het beleid, de orga nisatorische opbouw en de taakstellingen, enz. gezamenlijk worden vastgesteld en geaccepteerd, ten einde een goede nieu we start mogelijk te maken. Bij ingrijpende veranderingen, waarvan „fuseren" veelal ongetwijfeld een goed voorbeeld is, gaat het er dan ook om (zoveel als mogelijk) de noodzakelijke veranderingen te plan nen en te sturen, hoe moeilijk dit dan ook is. De moeilijkheidsgraad is nooit een ex cuus, om niet op zijn minst een goede poging in deze richting gewaagd te heb ben. Wat kan er gebeuren, wanneer de partners in de fusie hun denken en doen niet op elkaar afstemmen? Onder andere dit: Stel dat partner A, ten aanzien van het bankbeleid gewend is om zeer voorzichtig consoliderend, zoveel mogelijk risicover mijdend te zijn en dat partner B andere kijk op het beleid heeft; hij is namelijk zeer vooruitstrevend, met expansiedrift be- hebt en gaat risico's gaarne te lijf. Vele andere onderscheiden zijn nog te maken en dan nog in allerlei schakeringen, maar ik beperk me tot deze. Zeker is, dat wanneer de verschillende in stellingen tot het bankbeleid niet uitdruk kelijk ter sprake komen, deze als achter grondmuziek in iedere discussie voor de goede observeerder en verstaander blijven doorklinken en de discussie vaak nodeloos lang en weinig effectief maken. Wanneer A en B met elkaar spreken over de groei van de gefuseerde bank zal A bij voorbeeld de rentabiliteit vooropstellen en B het investeren. B zegt: „De rentabiliteit komt vanzelf wel". A zegt: „Je zult toch eerst een verantwoorde rentabiliteit moe ten hebben om verantwoord te kunnen ex panderen". Een heel verhaal zou vanuit

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 24