19 apart vak dat aparte persoon lijke eigenschappen vraagt men echter te hooi en te gras voor. De op 1 augustus 1965 in werking getreden Wet Ruimtelijke Ordening en de daaruit resul terende bestemmingsplannen sluiten de landgoederen van dergelijke „buitenkans jes" steeds meer uit. De kennersblik inspecteert de grondbouw. We gaan verder. Pachters en huurders krij gen gelegenheid om hun boerderij met erf of gebouwen te kopen. Dan vervalt het eigenaarsonderhoud van opstallen. En als pachters ontruimen - het gezegde dat dat eens per eeuw voorkomt is meer tekenend dan exact - volgt verkoop van de hele hoeve in gebruiksvrije toestand, om dat het verschil in verkoopprijzen in ver pachte toestand en bij gebruiksvrije leve ring zo belangrijk is, dat opnieuw ver pachten uit een oogpunt van rendement niet te verantwoorden is. Met niet-agrari- sche objecten ligt het navenant. Voor landgoederen, welke onder de Na- tuurschoonwet 1928 zijn gerangschikt, be staan deze mogelijkheden niet. Fiscale fa ciliteiten wegens heffing van vermogens belasting en wegens eventueel minder dan 25 jaar geleden geheven successierecht beletten praktisch partieel te vervreemden. We gaan nog verder. Algehele verkoop is dan de laatste phase. Uit dit naargeestig verhaal blijkt zonneklaar, dat de princi paal moet kunnen vertrouwen, dat de rent meester hem objectief bijstaat en helpt met de concretisering van het beleid in een dergelijke ontwikkeling. De rentmees ter mag zich aan deze taak niet onttrekken, ook al gaat er een angel in eigen vlees. Ik meen, dat de leer moet prevaleren boven dat vlees. De rentmeesterschappen van de rechts personen met een semi-overheidskarakter en van de overheidsorganen breiden zich uit en hun rentmeesters doen meer en worden meer. Gelden daar dan niet het verschrompelen van rendementen en ren tabiliteit? Wis en waarachtig. Maar de kos ten van instandhouding van in geld on meetbare, immateriële waarden als natuur bescherming, landschapsbouw, milieu mo gen mijns inziens terecht prevaleren boven rendement en rentabiliteit. Het nadelig saldo komt uit de publieke middelen. Na deze opgewekte opmerking ligt het voor de hand te denken, dat deze rent meesters gerust hun werkleven laten ver glijden. Niets is minder waar. Hun rent- meesterijen blijken glazen huizen en hun principalen zitten in breed beglaasde bu reaus. Parlementsleden en andere volks vertegenwoordigers kijken hen op de vin gers en actiegroepen trappelen om hun beherende hand te grijpen. Onder die omstandigheden vraagt beleids bepaling veel overleg en nota's; een eind conclusie komt moeizaam tot stand. Zulke rentmeesters zitten wel zeker maar niet zo gemakkelijk. Ik vat aldus samen, dat voor het voeren van rentmeesterschappen een geval voor geval afgestemd beleid thans en nu ge vraagd wordt. De stilzwijgend veronderstel de beleidsbasis van vroeger is achterhaald. Er zijn meer aspecten dan alleen het jaar lijks financieel-economische. Een verstan dige principaal zal tot vaststelling van zijn beleid besluiten. Van de rentmeester moet verwacht worden, dat hij voor die vaststel ling de benodigde elementen aandraagt. Daarna is de beleidsuitvoering zijn verant woordelijkheid. Ik zag principalen, die niet tot beleidsbe paling geraakten. Daarom hielden zij de rentmeester aan de lijn om samen zo te wandelen. Maar alleen een vliegende kraai vangt altijd wat, is een spreekwoord uit de Peel. Een vogel aan een touwtje is dure rentmeestersmishandeling. Ik heb het touwtje wel eens doorgepikt. Dat is me niet in dank afgenomen. Maar ik vloog weer, en om te vangen, vanzelfsprekend. Ten slotte de bemoeiingen van de rent meester in zijn relatie met een opdrachtge ver, dus met een incidentele opdracht. Oudere rentmeesters, behalve die in vaste dienst van overheidsorganen plachten dergelijke opdrachten uit te voeren. Dat betrof en betreft nog adviezen inzake pacht en huur, eigen exploitatie, verkoop waarde, vooral ten behoeve van successie aangifte, en voorts handelen bij verkoop, meestal uit opengevallen nalatenschappen en bij aankoop voor beleggingsdoeleinden. Dit laatste wordt zeldzaam. Daarbij handelden de leden van de Ne derlandse Vereniging van Rentmeesters eenzijdig, d.w.z. uitsluitend ten behoeve van de opdrachtgever, aan wie zij uitslui tend hun diensten declareerden. Dat is nog onveranderd. Ik releveerde reeds, hoe na de tweede wereldoorlog het platteland besprongen werd door de behoefte aan grond voor niet-agrarische doeleinden. Hierbij zijn par tijen betrokken, die, indien zij elkaar al kennen, eikaars taal niet spreken. In ieder geval van de achtergronden van wettelijke schadeloosstellingen geen weet hebben. Maar elkaar ontlopen kunnen zij niet. De schadeloosstelling moet vastge steld worden. Dat gebeurt dan langs min nelijke weg of bij rechterlijk vonnis. Na 1 januari 1963, toen de prijsbeheersing bij verkoop van landbouwgronden niet werd verlengd, zijn veel landbouwgronden verkocht. Vooral met een boerderij er op en bij gebruiksvrije levering zijn gebraden eenden gevangen. Ook wel eens aasgieren. Uitgifte in erfpacht of in recht van opstal en wat daaraan vastzit is in beperkte kring bekend. Ontgrondingsovereenkomsten slui ten, maar vooral de daarvoor vereiste ver gunning tenslotte niet verkrijgen, is een aparte bezigheid. Aan bestemmingsplannen en wat dies meer zij kan men zich blauw schrijven en schor praten, maar wordt het dan nog ge lezen en gehoord, wat toch de bedoeling is? Recreatieterreinen exploiteren dan wel verkopen is een zaak van uitkijken. Deze dorre opsomming moge een idee ge ven, waar het bij incidentele opdrachten om gaat. Dergelijke opdrachten hebben betrekking op gronden ten plattelande. Daar zijn rentmeesters kind aan huis. Daar om zijn rentmeesters de aangewezen des kundigen onder het hierna volgende voor behoud. Incidentele opdrachten vallen in tweeërlei uiteen: óf de opdrachtgever adviseren óf namens de opdrachtgever handelen Dat is een wezenlijk onderscheid, zo heb ik er varen dat ook tussen rentmeesters bestaat: de één gaat het handelen beter af, de an der ligt het adviseren beter. Dat is geen kwestie van opleiding of specialisatie, maar hangt samen met persoonlijke eigen schappen. De een streeft naar het meeste, de ander zoekt naar het reële, het werkelijke. Beide elementen zijn de moeite waard en nodig om te vinden. Het is duidelijk, dat de laatste tijden rent meesterschappen óf vervallen óf verschui ven naar de rentmeesters in vaste dienst van de rechtspersonen met een semi-over heidskarakter of van de overheidsorganen. Andere rentmeesters krijgen daarmee de handen vrij voor incidentele opdrachten. Bekwaamheid daarvoor komt niet aange waaid. Een specifieke opleiding om deze bekwaamheid zich eigen te maken bestaat nog niet. Wel ervoer ik, dat de praktijk van het voeren van een rentmeesterschap een heel goede basis vormt voor het verkrij gen van deskundigheid in deze, omdat de daarbij vereiste parate kennis al voorhan den is. Er zijn rentmeesters die verder gaan en de grens tussen gronden ten plattelande en gronden in de woonkernen overschrijden. Daar ligt van ouds het werkterrein van de makelaar onroerend goed. Van deze des kundigen onderscheiden rentmeesters zich dat zij gewend zijn ten behoeve van één opdrachtgever werkzaam te zijn. Het be middelend optreden tussen meerdere par tijen is hun van huis uit vreemd. Beide uitgangspunten kunnen collegiaal gehandhaafd blijven.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 21