18 zonder boekje niet buiten zijn boekje de vliegende kraai in het glazen huis en voor verzekeringen wordt een beroep op de assurantiemakelaar gedaan. Eerst de laatste jaren wordt schoorvoetend erkend, dat een rentmeester geen univer seel beheersdeskundige van alle onroe rend goed ten platteland is. In de rent meesterschappen van de rechtspersonen met een semi-overheidskarakter en van de overheidsorganen welke beide de laatste jaren sterk uitbreiden, worden gespecia liseerde hulpfunctionarissen in vaste dienst aangesteld, dan wel derden met een ge specialiseerde beheerskennis ingescha keld. Bij toeneming van de grootten van rent meesterschappen bestaat uit een kosten- oogpunt geen bezwaar tegen het aantrek ken van gespecialiseerde deskundigheid. Maar ontbreekt het element van schaal vergroting, dan ziet men zich geplaatst te genover kostenstijging en wordt het een afwegen van belangen: geen extra kosten - de kosten stijgen toch al zonder meer - en bepaalde aspecten van het rentmeester schap blauw-blauw laten. Men troost zich met de gedachte, dat onroerend goed niet wegloopt. Edoch de vermogenswaarde heeft wel beentjes. Nu de bemoeiingen van de rentmeester, die hij namens zijn principaal had en ook nog heeft. Over wat onder die bemoeiingen valt, meen ik in dit gezelschap schematisch kort te mogen zijn. Ten aanzien van de landbouw- en tuin gronden: a. de ingebruikgeving aan derden, dus de verpachting van hoeven en los land, en de verhuring van niet-agrarische objecten, meest gebouwen, ten plattelande; Het Schoutenhuis in Woudenberg. b. het eigen gebruik door de eigenaar, dus de eigen exploitatie van een landbouwbe drijf en fruitteeltbedrijf, en in zijn meest eenvoudige vorm een inschaarbedrijf; ten aanzien van de bosgronden en natuur terreinen, het eigen gebruik door de eige naar, dus eigen exploitatie. Dat is zo samen te vatten: het verkrijgen van het hoogst mogelijke rendement, c.q. de hoogst mogelijke rentabiliteit ten gun ste van de principaal Waaraan onmiddellijk dient te worden toe gevoegd dat voor dat verkrijgen van ren dement c.q. rentabiliteit een beperking geldt, n.l. de grondregel dat het vermo gen onverlet moet blijven. Indien dat stil zwijgend wordt aangetast, ja zelfs ook uit gebreid, gaat de rentmeester buiten zijn boekje. Zo gesteld, betekent het een eenvoudiger en alleszins duidelijke instructie. Zo heeft de praktijk het ook altijd opgevat: de prin cipaal draagt een rentmeesterschap op met aangeven van het betrokken onroe rend gbed. Dat is voldoende. Zo heb ik het zelf steeds ondervonden: nog nimmer kreeg ik een inhoudelijk omschreven opdracht tot het voeren van een rentmeesterschap onder ogen. De behoefte daaraan heb ik ook nooit erva ren. Volgens mijn oud-collega Bonnema typeer de een Deens boseigenaar de opdracht bondig bij de aanstelling van een hout vester: Ik verwacht 1e 5000 kronen per jaar; 2e de instandhouding van de houtvoorraad van de toevertrouwde bossen en 3e geen vra gen! Basta! De houtvoorraad instandhouden is niet anders dan het vermogen intact laten. Zo lang dat maar gebeurt en jaarlijks het ba tig saldo van het gevoerde rentmeester schap aan de principaal integraal wordt afgedragen, wordt het onuitgesproken be leid van de principaal verantwoord ten uitvoer gebracht. De rentmeester heeft daarmede een dui delijk kader, waarbinnen hij kan opereren. Of hij dat goed doet, is voor de principaal en ook voor diens accountant vaak moei lijk te beoordelen. Er is de Stichting Rentmeesterskamer, die de door haar beëdigde leden van de Ne derlandse Vereniging van Rentmeesters dan wel hun principalen of opdrachtge vers over een voorgelegde zaak een oor deel geeft, ook op het gebied van de uit voering van rentmeesterswerkzaamheden. Gelijk ik het rentmeesterschap kenschetste had Poot best ook mogen rijmen over de geruste rentmeester, en tot de zestiger ja ren had hij de plank niet zo ver misgesla gen. Dan komt een sluipend proces op gang. De baten stijgen wel, maar de lasten groeien sneller. Rentmeesters reageren hierop met een aangepast beheer, want men wil bij de tijd blijven. Bij verpachtin gen en verhuringen wordt geïnvesteerd teneinde binnen het raam van beheerste pacht- en huurprijzen de jaarlijkse op brengsten te kunnen verhogen. Ijverig worden procédé's toegepast, die de kosten van het eigenaarsonderhoud van opstallen beperken. Voor eigen exploita ties doen de begrippen als rationalisatie en mechanisatie opgeld, maar ook dit vergt investeringen. Het aantal werknemers daalt dan, maar de arbeidskosten van hen die overblijven blijven stijgen. Personeelsbezetting in krimpen heeft ook een grens. Echter investeringen kan een rentmeester zo maar niet doen en dus staat hij meer dan eertijds gebruikelijk op de stoep van zijn principaal voor een gesprek in de geest van: indien die investering, dan dat overschot, hopelijk, ja hopelijk! Rendement en rentabiliteit blijven ver schrompelen en de jaarrekening wordt op rouwpapier met telken jare breder zwarte rand geschreven Te zelfder tijd manifesteert zich de behoef te van publiekrechtelijke lichamen om ten plattelande over ruimte te beschikken. Er komt wat geld in 't laadje uit hoogspan ningsleidingen en het buizennet voor aard olie en aardgas. Stads- en dorpsuitbrei ding, aanleg van industrie- en recreatie terreinen en vergroting van het wegennet nopen tot grondafstand. Principaal en rentmeester verheugen zich over de daar uit verkregen liquide middelen, want dat geeft ruimte voor de beoogde investerin gen, die toch bezwaarlijk uit het roerend vermogen van de principaal - zo al aan wezig en beschikbaar - gedaan kunnen worden. De hier opgesomde „buitenkansjes" ko-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 20