13
minder scrupules
hierom in juni van dit jaar gevraagd en de minister maakte
kenbaar dat hij de wenselijkheid ervan zou nagaan.
De vraag of evenals vorig jaar toeslagen aan bepaalde
sectoren gegeven zullen worden, werd door de minister
al snel ontkennend beantwoord: de EG maakt dit onmoge
lijk en het excuus van de revaluatie van september 1973
kan niet meer gebruikt worden.
In Frankrijk heeft men minder scrupules getoond. Tijdens
het jaarlijks treffen in oktober tussen regering en land
bouworganisaties werd tot een verhoging van de steun
gekomen, waarmede begin 1975 na de EG-prijsbesluiten
reeds een aanvang werd gemaakt. Het motief begin 1975
was daarvoor de in Franse ogen onvoldoende verhoging
van de EG-landbouwprijzen. De aanvulling werd nodig
geacht omdat het bruto-inkomen toch nog onvoldoende
is gestegen.
Uiteraard is deze nieuwe beslissing niet in het belang van
de Europese integratie - om het maar eens mild te stellen.
Begin 1975 kon Frankrijk nog wijzen op de monetair com
penserende bedragen welke de Franse landbouwprijzen
extra laag hielden. Dat is echter niet meer het geval. Het
wordt nu gepresenteerd als een aanvulling achteraf waar
bij de jonge boeren speciaal bedacht zijn met een premie
voor inrichting van 25.000 francs.
Het is echter niet te verwachten dat ons land het Franse
voorbeeld zal volgen. De Nederlandse minister heeft laten
weten dat hij de inkomensverbetering, die ten opzichte
van vorig jaar heeft plaatsgevonden, onvoldoende vindt.
Dat geldt vooral voor de kleine bedrijven met inkomens
die ook in jaren wanneer het de landbouw beter gaat, on
voldoende zijn.
Het ligt in de lijn van het Nederlandse beleid dat men wat
deze categorie betreft, denkt aan maatregelen in de sfeer
van een minimum-inkomen. Dat kan door speciale zitten-
blijf-toeslagen voor oudere zelfstandigen die nog niet aan
saneren toe zijn. Ook kan het door een ruime toepassing
van de Bijstandswet; voor het laatste kan Zeeland tijdens
de regenramp 1974 model staan, zij het dat de Zeeuwse
bedrijven op langere duur levensvatbaar zijn, terwijl dat
met de kleine bedrijven met lage inkomens niet steeds
het geval zal zijn.
Behalve de Bijstandswet zullen ook andere maatregelen
aan de orde komen zoals de overname van de keurings
kosten door de overheid. Verder krijgen maatregelen als
steun voor afbraak van kassen speciale aandacht.
Geleidelijk aan wordt het sociale karakter van het land
bouwbeleid versterkt. Een ontwikkeling die gerechtvaar
digd is in de huidige fase van de economische conjunc
tuur.
Nog even over Jaap uit het vorige nummer. Hard en on
verbiddelijk heeft hij teruggeslagen. Op mijn bureau lag
vanmorgen het tweede nummer van het nieuwe blad Rabo-
band opengevouwen op de bladzijde met een artikel dat als
titel draagt: „Keuze kleding legt karakters bloot". Daar
naast een forse rode streep met daaronder in diens karak
teristieke handschrift de opmerking van Jaap: Doe daar
je voordeel maar eens mee, jongen
Overigens bracht hij me daarmee op een onderwerp, waar
over ik al bij het verschijnen van het eerste nummer van
het blad wat had willen zeggen. Toen immers werd in een
artikel geschreven dat in antwoord op de vraag Wie bent
u en wat komt u doen„De heer Cas Sier (mogen we
Cas zeggen) zulk een vraag in een sappig stukje heel ge
wiekst behandeld zou hebben".
Met die conclusie ben ik het natuurlijk direct eens, maar
bij die tussen haakjes gestelde vraag aarzel ik wel wat.
Die houdt toch wel verband met dat wie bent u en wat
komt u doen.
Bij ons worden alleen kleine kinderen en dure koeien bij
de voornaam genoemd en de laatste dan nog omdat ze
geen achternaam hebben. Verder gebruiken we vanouds
achternamen met een predikaat als vrouw, boer, baas,
chef, meneer, oude, jonge, noem maar op.
Dat lukt bij ons nog steeds goed, maar het is wél moder
ner om voornamen te gebruiken. En wellicht gemakkelijker
ook, want om maar eens actueel te blijven: „Kees, jongen,
ik heb geen werk meer voor je" klinkt vriendelijker dan
Meneer Jansen, de situatie op de arbeidsmarkt wordt
weer wat moeilijker, nu we ook u
Ik heb nu eenmaal iets tegen dat gedoe met die voorna
men. Vandaar dat ik een beetje ontstemd was, toen ik in
dat nieuwe blad zag, dat daarin de redactieleden allen bij
de voornaam worden genoemd.
Nou ken ik enkelen ervan persoonlijk. Er loopt er een bij,
die na vele jaren nog steeds zijn medewerkers keurig u en
bij de achternaam noemt. Daar voelt overigens iedereen
zich wel bij. Een ander van die lijst zie ik ook nog niet
jolig door zijn bank lopen, overal vrolijk welkom geheten
met zijn roepnaam. Maar hij is wel erg populair bij zijn
mensen.
Enfin, misschien ben ik wat te oud, misschien noopt het
naderend jaarultimo tot wat filosoferen. Voor mij zit het
bij dat blad niet in de voornamen, maar wel in het voor
name. Want dat is het blad wel; een voornaam, een belang
rijk blad, dat door inhoud en vorm volledig antwoord geeft
op de vraag, wie bent u en wat komt u doen.
Bij mij op de bank zijn we er blij mee en we nemen na
tuurlijk abonnementen. Trouwens als dat niet gebeurde
zouden de meisjes zeggen: Wie denkt u wel, dat u bent?
Een goed blad hoor, goede Jannen, beste Ben, Hubert,
Tryntsje, Henk, Hetty, Ed, Janny, Huibert, Wim, Karei, Her
man, enz. enz.
En als jullie het nou echt zo graag willen, zeg dan maar
Cas tegen
Cas Sier